Daniël 5 – HTB & NIV

Het Boek

Daniël 5:1-30

Een teken aan de wand

1Koning Belsazar nodigde duizend hoge bestuurders uit voor een groots feest, waarbij de wijn rijkelijk vloeide. 2-4Onder het genot van de wijn bedacht Belsazar dat zijn vader Nebukadnezar eens gouden en zilveren bekers had meegenomen uit de tempel in Jeruzalem. Hij liet deze heilige bekers halen, zodat hij en zijn hoge ambtenaren, zijn vrouwen en bijvrouwen eruit konden drinken. De bekers uit de tempel, Gods huis in Jeruzalem, werden gebracht. De wijn werd ingeschonken en de koning en zijn bestuurders, zijn vrouwen en bijvrouwen, hieven het glas op hun goden, gemaakt van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen.

5Plotseling verschenen er vingers van een mensenhand die iets schreven op de gepleisterde muur tegenover de kroonkandelaar. De koning zag met eigen ogen de rug van de schrijvende hand. 6Hij verbleekte en werd zo bang dat zijn knieën knikten en zijn benen het begaven. 7‘Breng de bezweerders, astrologen en waarzeggers hier!’ schreeuwde hij. ‘Wie kan lezen wat daar op de muur staat en mij vertelt wat het betekent, zal worden gekleed in purperen kleren van koninklijke waardigheid en een gouden ketting om zijn hals krijgen. Hij zal als derde man het koninkrijk regeren!’ 8Maar toen de geleerden kwamen, kon geen van hen het geschrevene begrijpen of verklaren. 9De angst van de koning nam toe. Zijn gezicht was doodsbleek en ook zijn bestuurders waren ontzet. 10Toen de koningin de kreten hoorde, haastte zij zich naar de feestzaal en zei tegen Belsazar: ‘Majesteit! Het is niet nodig zo bang te worden! 11Er is een man in uw koninkrijk in wie de geest van de heilige goden woont. In de tijd van uw vader bleek deze man te beschikken over grote wijsheid en diep verstand, een wijsheid als die van de goden. Uw vader Nebukadnezar benoemde hem tot hoofd van de geleerden, bezweerders, astrologen en waarzeggers. 12Laat deze man Daniël, of Beltsazar zoals de koning hem noemde, hier komen. Hij is enorm wijs en heeft buitengewoon veel kennis en inzicht. Hij kan dromen verklaren, raadselachtige spreuken oplossen en knopen ontwarren. Hij zal u kunnen vertellen wat deze woorden betekenen.’

13Daniël werd in allerijl naar de koning gebracht en de vorst vroeg: ‘Bent u de Daniël die mijn vader uit Juda heeft weggevoerd? 14Ik heb gehoord dat de geest van de goden in u woont en dat u beschikt over een bijzondere verlichting, een groot verstand en erg veel wijsheid. 15Mijn wijze mannen en bezweerders zijn bij mij geweest en hebben geprobeerd de woorden op de muur te lezen en die aan mij te verklaren, maar zij waren daartoe niet in staat. 16Ik heb echter gehoord dat u allerlei geheimen kunt ontsluieren. Welnu, als u mij de betekenis van deze woorden kunt uitleggen, zult u worden gekleed in purperen kleren en een gouden ketting om uw hals krijgen. Bovendien zult u als derde man regeren over mijn rijk.’

17Daniël antwoordde: ‘Geef uw geschenken maar aan een ander. Ik zal u evengoed wel vertellen wat daar staat en wat het betekent. 18Majesteit, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnezar een koninkrijk en eer, luister en majesteit geschonken. 19Hij schonk hem zoveel macht dat alle volken ter wereld voor hem beefden van angst en ontzag. Hij doodde wie hij wilde en spaarde wie bij hem in de gunst stond. Naar zijn believen werden mensen verhoogd of vernederd. 20Maar toen hij trots en overmoedig werd, is hij van de troon gestoten en van zijn eer beroofd. 21Hij werd verstoten uit de samenleving en zijn innerlijk veranderde in dat van een dier. Hij woonde bij de wilde ezels, at gras als een koe en zijn lichaam werd nat van de dauw uit de hemel. Dat bleef zo tot hij erkende dat God, de Allerhoogste, de opperheerschappij voert over alle koninkrijken op aarde en dat Hij daarin aanstelt wie Hij wil. 22U, zijn zoon Belsazar, was van dit alles op de hoogte, maar u hebt u desondanks niet vernederd. 23Want u hebt zich boven de Here van de hemel willen verheffen en u hebt deze bekers, die uit zijn tempel afkomstig zijn, hier laten brengen. U en uw hoge ambtenaren, vrouwen en bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken en het glas geheven op uw afgoden, die niet kunnen zien of horen of iets begrijpen. Maar u hebt niet de God vereerd die uw adem in zijn hand heeft en over uw levenslot beschikt. 24-25 Daarom heeft God deze vingers gestuurd om deze boodschap op te schrijven: “Mene, mene, tekel ufarsin.”

26De uitleg is: “Mene” betekent “geteld”: God heeft de dagen van uw regering geteld en zij zijn ten einde. 27“Tekel” betekent “gewogen”: u bent gewogen en te licht bevonden. 28“Peres” betekent “verdeeld”: uw koninkrijk zal aan de Meden en Perzen worden gegeven.’ 29Op Belsazars bevel trok men Daniël purperen kleren aan en hing hem een gouden ketting om zijn hals. Hij werd benoemd tot derde heerser over het rijk. 30Nog diezelfde nacht stierf Belsazar, de koning van de Chaldeeën.

New International Version

Daniel 5:1-31

The Writing on the Wall

1King Belshazzar gave a great banquet for a thousand of his nobles and drank wine with them. 2While Belshazzar was drinking his wine, he gave orders to bring in the gold and silver goblets that Nebuchadnezzar his father5:2 Or ancestor; or predecessor; also in verses 11, 13 and 18 had taken from the temple in Jerusalem, so that the king and his nobles, his wives and his concubines might drink from them. 3So they brought in the gold goblets that had been taken from the temple of God in Jerusalem, and the king and his nobles, his wives and his concubines drank from them. 4As they drank the wine, they praised the gods of gold and silver, of bronze, iron, wood and stone.

5Suddenly the fingers of a human hand appeared and wrote on the plaster of the wall, near the lampstand in the royal palace. The king watched the hand as it wrote. 6His face turned pale and he was so frightened that his legs became weak and his knees were knocking.

7The king summoned the enchanters, astrologers5:7 Or Chaldeans; also in verse 11 and diviners. Then he said to these wise men of Babylon, “Whoever reads this writing and tells me what it means will be clothed in purple and have a gold chain placed around his neck, and he will be made the third highest ruler in the kingdom.”

8Then all the king’s wise men came in, but they could not read the writing or tell the king what it meant. 9So King Belshazzar became even more terrified and his face grew more pale. His nobles were baffled.

10The queen,5:10 Or queen mother hearing the voices of the king and his nobles, came into the banquet hall. “May the king live forever!” she said. “Don’t be alarmed! Don’t look so pale! 11There is a man in your kingdom who has the spirit of the holy gods in him. In the time of your father he was found to have insight and intelligence and wisdom like that of the gods. Your father, King Nebuchadnezzar, appointed him chief of the magicians, enchanters, astrologers and diviners. 12He did this because Daniel, whom the king called Belteshazzar, was found to have a keen mind and knowledge and understanding, and also the ability to interpret dreams, explain riddles and solve difficult problems. Call for Daniel, and he will tell you what the writing means.”

13So Daniel was brought before the king, and the king said to him, “Are you Daniel, one of the exiles my father the king brought from Judah? 14I have heard that the spirit of the gods is in you and that you have insight, intelligence and outstanding wisdom. 15The wise men and enchanters were brought before me to read this writing and tell me what it means, but they could not explain it. 16Now I have heard that you are able to give interpretations and to solve difficult problems. If you can read this writing and tell me what it means, you will be clothed in purple and have a gold chain placed around your neck, and you will be made the third highest ruler in the kingdom.”

17Then Daniel answered the king, “You may keep your gifts for yourself and give your rewards to someone else. Nevertheless, I will read the writing for the king and tell him what it means.

18“Your Majesty, the Most High God gave your father Nebuchadnezzar sovereignty and greatness and glory and splendor. 19Because of the high position he gave him, all the nations and peoples of every language dreaded and feared him. Those the king wanted to put to death, he put to death; those he wanted to spare, he spared; those he wanted to promote, he promoted; and those he wanted to humble, he humbled. 20But when his heart became arrogant and hardened with pride, he was deposed from his royal throne and stripped of his glory. 21He was driven away from people and given the mind of an animal; he lived with the wild donkeys and ate grass like the ox; and his body was drenched with the dew of heaven, until he acknowledged that the Most High God is sovereign over all kingdoms on earth and sets over them anyone he wishes.

22“But you, Belshazzar, his son,5:22 Or descendant; or successor have not humbled yourself, though you knew all this. 23Instead, you have set yourself up against the Lord of heaven. You had the goblets from his temple brought to you, and you and your nobles, your wives and your concubines drank wine from them. You praised the gods of silver and gold, of bronze, iron, wood and stone, which cannot see or hear or understand. But you did not honor the God who holds in his hand your life and all your ways. 24Therefore he sent the hand that wrote the inscription.

25“This is the inscription that was written:

mene, mene, tekel, parsin

26“Here is what these words mean:

Mene5:26 Mene can mean numbered or mina (a unit of money).: God has numbered the days of your reign and brought it to an end.

27Tekel5:27 Tekel can mean weighed or shekel.: You have been weighed on the scales and found wanting.

28Peres5:28 Peres (the singular of Parsin) can mean divided or Persia or a half mina or a half shekel.: Your kingdom is divided and given to the Medes and Persians.”

29Then at Belshazzar’s command, Daniel was clothed in purple, a gold chain was placed around his neck, and he was proclaimed the third highest ruler in the kingdom.

30That very night Belshazzar, king of the Babylonians,5:30 Or Chaldeans was slain, 31and Darius the Mede took over the kingdom, at the age of sixty-two.5:31 In Aramaic texts this verse (5:31) is numbered 6:1.