Daniël 11 – HTB & BPH

Het Boek

Daniël 11:1-45

Profetie over de toekomst

1‘Ik,’ vervolgde hij, ‘werd naar Darius, de Meder, gestuurd in zijn eerste regeringsjaar, om hem te helpen en bij te staan. 2Nu zal ik u laten zien wat de toekomst zal brengen. Nog drie Perzische koningen zullen regeren en na hen komt een vierde. Hij zal stukken rijker zijn dan de anderen en zijn rijkdom gebruiken voor politieke doeleinden, omdat hij van plan is Griekenland de oorlog te verklaren.

3Er zal een heldhaftige koning optreden die over een groot rijk zal regeren en alles doet wat hij wil. 4Maar nauwelijks heeft hij de macht in handen of zijn rijk zal uiteenvallen in vier zwakkere delen. Het zullen echter niet zijn eigen zonen zijn die erover regeren. 5Van een van de vier, de koning van Egypte, zal de macht toenemen, maar een van zijn eigen machthebbers zal tegen hem in opstand komen. Deze zal de macht overnemen en er een nog machtiger rijk van maken. 6Verscheidene jaren later zal een verbond worden gesloten tussen de koning van Syrië en die van Egypte. De dochter van de koning van Egypte zal worden uitgehuwelijkt aan de koning van Syrië om de vrede te bezegelen. Maar zij zal haar invloed op hem verliezen en niet alleen haar verwachtingen zullen worden beschaamd, maar ook die van haar vader, de koning van Egypte, haar ambassadeurs en haar echtgenoot.

7Haar broer zal koning van Egypte worden, een leger op de been brengen en oprukken tegen de koning van Syrië en deze verslaan. 8Bij zijn terugkeer naar Egypte zal hij de Syrische afgoden als buit meenemen plus kostbare gouden en zilveren voorwerpen. Daarna zal hij de koning van Syrië vele jaren met rust laten. 9Dan zal de koning van Syrië Egypte binnenvallen, maar al gauw terugkeren naar zijn eigen land. 10De zonen van de Syrische koning zullen daarna een reusachtig leger op de been brengen en van wapens voorzien. Daarmee zullen zij door Israël trekken en Egypte overspoelen. Uiteindelijk zullen zij de vesting van de vijand bereiken. 11Verbitterd zal de koning van Egypte zich verdedigen tegen de enorme Syrische troepenmacht en die verslaan. 12Trots op deze overwinning, zal hij tienduizenden vijanden doden, maar zijn succes zal niet van lange duur zijn. 13Een aantal jaren later zal de Syrische koning terugkeren met een tot de tanden bewapend leger, veel groter dan wat hij had verloren. 14Ook andere volken zullen tegen de koning van Egypte in opstand komen en daar zullen ook oproerkraaiers uit uw eigen volk bij zijn. Zo zullen zij proberen een profetie te vervullen, maar hun plan zal niet slagen. 15De Syrische koning en zijn bondgenoten zullen een versterkte stad in Egypte belegeren en innemen. En zelfs de keurtroepen van Egypte zullen het onderspit delven. 16De Syrische koning zal, zonder op tegenstand te stuiten, verder oprukken. Niemand zal hem kunnen tegenhouden. Hij zal ook het prachtige Judea veroveren en plunderen. 17Hij zal ernaar streven tevens het Egyptische koninkrijk in zijn macht te krijgen. Daarom zal hij een verbond sluiten met de Egyptische koning en een van zijn eigen dochters aan hem uithuwelijken. In het geheim moet zij voor hem werken. Maar dit plan zal mislukken.

18Daarna zal hij zich richten op de kustgebieden en er vele veroveren. Maar een generaal zal hem zijn macht ontnemen en maken dat hij zich vernederd terugtrekt. 19Hij zal naar huis terugkeren, maar onderweg in problemen verzeild raken en voorgoed verdwijnen. 20Zijn opvolger zal in de herinnering voortleven als de koning die een man naar Israël stuurde om belasting te innen. Maar na een korte regeringstijd zal hij op geheimzinnige wijze sterven, niet in een oorlog, ook niet door een sluipmoord.

21Daarna zal een slecht mens aan de macht komen. Hij zou eigenlijk niet direct in aanmerking komen voor troonsopvolging, maar onverhoeds zal hij op het toneel verschijnen en zich door list en bedrog meester maken van het koningschap. 22Alle tegenstanders zullen door hem worden weggevaagd: ook een leider van de priesters zal verdwijnen. 23Hij bedriegt iedereen die zich bij hem aansluit. Met een handjevol aanhangers zal hij opklimmen en machtig worden. 24Zonder waarschuwing vooraf zal hij de rijkste gebieden van het land binnenvallen en doen wat nog nooit iemand vóór hem heeft gedaan: hij zal de rijken hun bezittingen afnemen en die kwistig uitdelen onder zijn mannen. Met groot succes zal hij machtige vestingen in zijn gebieden belegeren en innemen, maar dit zal niet lang duren. 25Daarna zal hij alle moed bijeenrapen en een groot leger tegen Egypte op de been brengen. En Egypte zal hetzelfde doen. Maar de pogingen van de koning van Egypte om zich te verdedigen, zijn tevergeefs, want men beraamt aanslagen tegen hem. 26Zijn eigen huisgenoten zullen zijn ondergang bewerken. Zijn leger zal deserteren en velen zullen sneuvelen. 27Deze beide koningen zullen daarna complotten tegen elkaar smeden aan de conferentietafel en proberen elkaar te misleiden. Toch zal dat alles nutteloos zijn, want geen van beiden zal in zijn opzet slagen voordat het door God vastgestelde moment is aangebroken. 28Dan zal de Syrische koning met rijke buit teruggaan naar zijn land. Onderweg zal hij door Israël trekken en er verwoestingen aanrichten.

29Op een zeker moment zal hij opnieuw Egypte binnenvallen. Maar dit keer zal het heel anders aflopen dan bij de eerste twee gelegenheden. 30-31 Want hij zal worden afgeschrikt door oorlogsschepen uit Cyprus. Hij zal zich terugtrekken en naar huis gaan. Woedend, om zijn gedwongen terugreis, zal deze Syrische koning opnieuw in Jeruzalem verwoestingen aanrichten en zich verbinden met de afvalligen. Er zal een eind worden gemaakt aan het brengen van het dagelijkse offer en men zal een afgod, een ontzettende gruwel, in de tempel zetten om te worden aanbeden. Bij zijn vertrek zal hij de macht overdragen aan hen die het verbond met God vaarwel hebben gezegd. Deze goddeloze mannen zullen de macht in handen krijgen. 32De koning zal de mensen die de dingen van God haten, met vleierijen voor zich weten te winnen. Maar zij die God kennen en Hem trouw zijn, zullen sterk worden en dappere daden verrichten. 33Degenen die geestelijk inzicht hebben, zullen in die dagen velen deelgenoot maken van hun kennis. Maar zij zullen voortdurend in gevaar verkeren. Velen van hen zullen sterven door het zwaard, verbrand worden, gevangengezet of beroofd. 34Maar terwijl zij vallen, zal hun hulp worden geboden. Doch enkele goddeloze mensen zullen op het toneel verschijnen. Zij zullen net doen alsof zij willen helpen, maar in feite zijn zij uit op eigen voordeel. 35Sommigen met het meeste inzicht in de dingen van God, zullen in die tijd in de val lopen. Maar dit zal hen alleen louteren en reinigen en hen zuiver maken tot de eindtijd, die komt op Gods tijd.

36De koning zal precies doen waar hij zin in heeft. Hij zal beweren dat hij groter is dan elke bestaande god en zelfs spotten met de God der goden. Het zal hem goed gaan tot Gods geduld op is. Want Gods plannen zijn onveranderlijk. 37Hij zal geen respect hebben voor de afgod van zijn voorouders, ook niet voor de afgod die bij de vrouwen geliefd is, of voor een andere afgod. Want hij zal er prat op gaan dat hij groter is dan al deze afgoden. 38In plaats daarvan zal hij de vestinggod aanbidden, een afgod van wie zijn voorouders nog nooit hebben gehoord. Hij zal hem vereren met goud, zilver, edelstenen en andere kostbaarheden 39en met hulp van deze afgod zal hij onneembare vestingen veroveren. Wie deze afgod vereert, zal hij eren en hoge bestuursposten geven. Als beloning zal hij het land onder hen verdelen.

40In de eindtijd zal de koning van Egypte hem opnieuw aanvallen en de koning van Syrië zal reageren met een verrassingsaanval. Zijn reusachtige leger met wagens en ruiters en zijn talloze oorlogsschepen zullen de landen binnenvallen als een overstroming. 41Hij zal verscheidene landen binnendringen, waaronder ook het prachtige Judea, en velen zullen vallen. Edom, Moab en het grootste deel van de Ammonieten zullen ontkomen, 42maar Egypte en vele andere landen zal hij bezetten. 43Hij zal al het goud en zilver en andere kostbaarheden van Egypte in beslag nemen en Libiërs en Ethiopiërs zullen zijn slaven worden. 44Maar hij zal worden gealarmeerd door berichten uit het oosten en het noorden. Ziedend van woede zal hij uitrukken om velen te vernietigen. 45Hij zal tussen Jeruzalem en de zee zijn tenten opslaan. Terwijl hij daar is, zal hij sterven zonder dat iemand hem helpt.’

Bibelen på hverdagsdansk

Daniels Bog 11:1-45

Kongerigerne Egypten og Aram

1-2Men lad mig nu fortælle dig, hvad der skal ske i fremtiden. Efter at endnu tre konger har regeret i Persien, skal en fjerde træde frem, som er meget rigere end nogen af de andre. Med sin rigdom og magt vil han sætte alt ind i kampen mod det græske rige. 3Derefter kommer en mægtig konge til magten i Grækenland, og han får magt til at gøre fuldstændig, som han vil. 4Men når hans magt er på sit højeste, sprænges hans rige og deles i fire svagere riger, som hverken tilfalder hans efterkommere eller bliver så stærke, som da han regerede. Han mister sin magt fuldstændigt, og hans storrige bliver delt. 5Den ene af de fire nye konger, den egyptiske, vil opnå stor magt. Men så gør en af hans egne ledere oprør imod ham, tager magten i riget og gør det endnu stærkere.

6Nogle år senere slutter kongen af Aram forbund med kongen af Egypten.11,6 På hebraisk: „nordens konge” og „sydens konge”. Den egyptiske kongedatter bliver gift med den aramæiske konge for at besegle samarbejdet. Men hun vil blive forstødt, og hun selv, hendes mand, hendes barn11,6 Eller: „hendes far”. og deres egyptiske tjenere mister livet. 7Kort efter overtager en af hendes slægtninge magten i Egypten, og han drager med sin hær mod den aramæiske konge, stormer hans fæstning, og vinder over hans hær. 8Egyptens konge hjemfører endog deres afgudsbilleder som krigsbytte tillige med deres kostbare sølv- og guldkar. Derefter lader han i lang tid den aramæiske konge være i fred.

9Senere gør den aramæiske konge et fremstød imod Egypten, men må hurtigt trække sig tilbage til sit eget territorium. 10Hans sønner tager derefter kampen op og samler en stor hær, der skyller ind over Egypten som en flodbølge, der når helt frem til kongens fæstning. 11Det gør kongen rasende, så han rykker ud mod den aramæiske konge, der trods sin store hær bliver slået. 12Efter sejren nedslagter den egyptiske konge tusindvis af sine fjender. Men sejrsrusen varer ikke ved, 13for nogle år efter samler den aramæiske konge en større og bedre udrustet hær end den første, 14og andre nationer slutter sig til ham i kampen imod Egyptens konge. Krigere fra dit eget folk vil søge at opfylde det profetiske syn ved at gøre oprør mod Egyptens overherredømme, men de bliver slået. 15Den aramæiske konge vil belejre en stærkt befæstet by11,15 Byen Sidon, som var under egyptisk herredømme. og indtage den. Selv Egyptens bedste krigere kan ikke stå sig i kampen.

16Den aramæiske konge marcherer derefter frem uden at møde modstand, ingen kan standse ham. Han overtager kontrollen med Israels herlige land. 17Hans plan er at angribe Egypten med hele sin hærstyrke. Derfor indgår han en fredsaftale med den egyptiske konge og giver ham sin datter til ægte med det formål at ødelægge ham, men hans planer mislykkes.

18Så vender han opmærksomheden mod landene langs Middelhavets kyst og erobrer en del af dem. Men en hærfører standser ham og gør ende på hans overmod ved at besejre ham i et knusende nederlag. 19Derefter trækker han sig tilbage til sit eget lands fæstninger, men han bliver besejret og forsvinder ud af billedet.

20Hans efterfølger vil opkræve skatter i de besatte områder, men efter en kort regeringsperiode dør han, dog ikke i krig eller åben kamp.

21Den næste, der kommer til magten, er en ondsindet person, som ikke er den retmæssige tronfølger. Han tilraner sig pludselig magten ved hjælp af intriger og løgn. 22Enhver, der modsætter sig ham, ryddes af vejen, også en af ypperstepræsterne. 23Han indgår alliancer, men føler sig ikke selv bundet af dem. Ved hjælp af nogle få lydige håndlangere får han mere og mere magt.

24Han gør noget, som ingen af hans forfædre kunne finde på: Uden varsel plyndrer han sit eget lands rigeste områder og deler byttet ud til sine håndlangere. Selv de stærkeste fæstninger har han planer om at indtage, dog kun for en tid.

25Han samler sine styrker og sit mod og rykker ud mod Egypten med en mægtig hær. Egyptens konge går imod ham, også med en mægtig hær, men kan ikke slå ham, for han bliver offer for intriger. 26Hans egne rådgivere modarbejder ham, en del af hæren deserterer, og mange bliver dræbt under flugten. 27De to konger har begge ondt i sinde. De mødes og forhandler, men lyver for hinanden. De får intet ud af det, for det er Gud, der har fastsat, hvad der skal ske.

28Da den aramæiske konge er på vej hjem med store rigdomme, lader han sine frustrationer gå ud over Israels folk, som Gud har indgået en pagt med.

29Senere, når tiden er inde, drager han igen mod Egypten, men denne gang går det ikke som sidst. 30Krigsskibe der kommer ned fra Kittim,11,30 Navnet „Kittim” var oprindeligt en henvisning til Cypern, men blev senere også brugt om det romerske rige. LXX siger „romerske”. angriber ham, og han bliver bange og vender om. Han lader så igen sin frustration gå ud over Israels folk og belønner dem, der frasiger sig pagten med Gud. 31Han sætter sin hær til at vanhellige templet, standse de daglige ofre og opstille et afskyeligt afgudsbillede på tempelområdet. 32Med smiger lokker han de frafaldne over på sin side. Men de, som kender deres Gud, står fast og handler på deres overbevisning.

33De ledere, som har åndelig indsigt, vil undervise mange, men må i en periode lide under forfølgelse, blive udplyndret og fængslet eller dræbt med sværd eller ild. 34Nogle få blandt befolkningen vil oprigtigt prøve at hjælpe dem, men mange andre vil slutte sig til dem for at udspionere dem. 35Nogle af lederne vil blive fristet til at give op. Men modgangen vil resultere i, at de bliver renset og lutret inden afslutningen. Men den fastsatte tid for afslutningen kommer først senere.

Den store spotter i endetiden

36Nordens konge11,36 Mens de foregående afsnit blev opfyldt gennem de egyptiske og aramæiske konger indtil Antiochus Epifanes, henviser dette og de følgende afsnit måske til den sidste tid før verdens ende. gør præcis, som han vil. Han udnævner hovmodigt sig selv til at være den højeste gud og taler hånligt imod den almægtige Gud. En tid har han lykken med sig, men kun indtil Guds straf over Israels folk har nået sit mål, for det Gud har fastsat, må nødvendigvis ske. 37Kongen forkaster både sine forfædres guder, kvindernes foretrukne gud og alle andre guder, og han hævder, at han er større end dem alle. 38I stedet dyrker han fæstningsværkernes gud, som hans forfædre ikke kendte til, og han ofrer guld, sølv, juveler og andre kostbare gaver til den. 39Ved hjælp af denne fremmede gud vil han angribe og nedbryde sine fjenders største fæstninger. Dem, der støtter ham, giver han ære og høje positioner, og han giver dem land som belønning.

40-41I verdenshistoriens afsluttende fase prøver sydens konge kræfter med ham. Men nordens konge stormer imod ham med mængder af vogne, ryttere og krigsskibe. Han besætter mange lande og løber dem aldeles over ende—det gælder også Israel, det herlige land—mens Edom, Moab og Ammons ledere undslipper. 42Egypten og mange andre nationer bukker under for ham. 43Han tilraner sig alle Egyptens kostbarheder, guld- og sølvskatte, og folk fra Libyen og Kush11,43 Kush svarer nogenlunde til Nubien, området syd for Egypten. bliver hans tjenere.

44Men da kommer der meldinger fra øst og nord, som gør ham bange, og i stor vrede drager han af sted for at ødelægge mange af disse lande. 45Så gør han holdt og slår lejr mellem havene11,45 Sikkert Middelhavet og Det Døde Hav, da de to have angiver Israels vest- og østgrænse. tæt ved tempelbjerget i Jerusalem. Men han går sin undergang i møde, og da er der ingen, som vil hjælpe ham.