Amos 8 – HTB & HTB

Het Boek

Amos 8:1-14

Het visioen van de mand met fruit

1Toen liet de Oppermachtige Here mij in een visioen een mand met rijp fruit zien. 2‘Wat ziet u, Amos?’ vroeg Hij. Ik antwoordde: ‘Een mand met rijp fruit.’ De Here zei: ‘Dit fruit stelt mijn volk Israël voor, rijp voor de straf. Ik zal de bestraffing van mijn volk niet langer uitstellen. 3Dan zal het zingen in de tempel veranderen in geklaag. Overal zullen lijken liggen. In alle stilte zullen zij uit de stad worden gedragen.’

4Luister, kooplieden, die de armen beroven en de hulpbehoevenden vertrappen, 5u die verlangt naar het einde van de sabbat en de godsdienstige feesten, zodat u weer verder kunt gaan met uw bedriegerijen met onzuivere weegschalen en te lichte gewichten, 6u die de armen tot slaven maakt door hen te kopen voor slechts een zilverstuk of een paar sandalen en hun kaf voor graan verkoopt!

7De Here, de trots van Israël, heeft gezworen: ‘Ik zal hun wandaden niet vergeten! 8Het land zal in afwachting van deze vervloeking beven en ieder die er woont, zal rouwen. Ik zal oprijzen als de rivier de Nijl op het moment van de vloed, verwoesting zaaien en weer terugzakken. 9Op dat moment zal Ik de zon ʼs middags al laten ondergaan en zal Ik de aarde op klaarlichte dag verduisteren. 10Ik zal uw feesten veranderen in rouwbijeenkomsten en uw liederen zullen omslaan in vertwijfelde kreten. U zult rouwkleding dragen en uw hoofd kaalscheren als teken van uw verdriet, alsof uw enige zoon was gestorven. Die dag zal ten slotte een bittere dag zijn.’

11‘Let op, want er komt een tijd,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘dat Ik een hongersnood naar dit land zal sturen. Geen hongersnood van brood en water, maar door afwezigheid van de woorden van de Here. 12Mensen zullen overal, van kust tot kust, ronddwalen op zoek naar het woord van de Here. Zij zullen op en neer rennen, maar het niet vinden. 13In die tijd zullen zowel mooie meisjes als flinke jongemannen vermoeid neerzitten. 14En zij die de afgoden in Samaria, Dan en Berseba vereren en bij hun namen zweren, zullen neervallen en nooit meer opstaan.’

Het Boek

Amos 8:1-14

Het visioen van de mand met fruit

1Toen liet de Oppermachtige Here mij in een visioen een mand met rijp fruit zien. 2‘Wat ziet u, Amos?’ vroeg Hij. Ik antwoordde: ‘Een mand met rijp fruit.’ De Here zei: ‘Dit fruit stelt mijn volk Israël voor, rijp voor de straf. Ik zal de bestraffing van mijn volk niet langer uitstellen. 3Dan zal het zingen in de tempel veranderen in geklaag. Overal zullen lijken liggen. In alle stilte zullen zij uit de stad worden gedragen.’

4Luister, kooplieden, die de armen beroven en de hulpbehoevenden vertrappen, 5u die verlangt naar het einde van de sabbat en de godsdienstige feesten, zodat u weer verder kunt gaan met uw bedriegerijen met onzuivere weegschalen en te lichte gewichten, 6u die de armen tot slaven maakt door hen te kopen voor slechts een zilverstuk of een paar sandalen en hun kaf voor graan verkoopt!

7De Here, de trots van Israël, heeft gezworen: ‘Ik zal hun wandaden niet vergeten! 8Het land zal in afwachting van deze vervloeking beven en ieder die er woont, zal rouwen. Ik zal oprijzen als de rivier de Nijl op het moment van de vloed, verwoesting zaaien en weer terugzakken. 9Op dat moment zal Ik de zon ʼs middags al laten ondergaan en zal Ik de aarde op klaarlichte dag verduisteren. 10Ik zal uw feesten veranderen in rouwbijeenkomsten en uw liederen zullen omslaan in vertwijfelde kreten. U zult rouwkleding dragen en uw hoofd kaalscheren als teken van uw verdriet, alsof uw enige zoon was gestorven. Die dag zal ten slotte een bittere dag zijn.’

11‘Let op, want er komt een tijd,’ zegt de Oppermachtige Here, ‘dat Ik een hongersnood naar dit land zal sturen. Geen hongersnood van brood en water, maar door afwezigheid van de woorden van de Here. 12Mensen zullen overal, van kust tot kust, ronddwalen op zoek naar het woord van de Here. Zij zullen op en neer rennen, maar het niet vinden. 13In die tijd zullen zowel mooie meisjes als flinke jongemannen vermoeid neerzitten. 14En zij die de afgoden in Samaria, Dan en Berseba vereren en bij hun namen zweren, zullen neervallen en nooit meer opstaan.’