Amos 6 – HTB & OL

Het Boek

Amos 6:1-14

De valse glorie van Israël

1Wee de mensen die zorgeloos in Jeruzalem en Samaria leven, die beroemd zijn en vereerd worden door het volk van Israël. 2Ga maar eens naar Kalne en kijk wat daar is gebeurd, ga daarna naar het grote Hamath en vandaar naar het lager gelegen Gath in het land van de Filistijnen. Eens waren zij beter en groter dan u, maar kijk eens wat er nu van hen is geworden. 3U wilt niet denken aan de straf die u te wachten staat, maar u brengt door uw daden de dag van het oordeel alleen maar dichterbij. 4U ligt omringd door luxe op ivoren banken en eet het vlees van de malste lammeren en de beste kalveren. 5U zingt nietszeggende liedjes bij de muziek van de harp en denkt dat u net zulke goede muzikanten bent als koning David was. 6U drinkt liters wijn en smeert zoetgeurende zalven op uw lichaam, zonder er bij stil te staan dat het rijk op instorten staat. 7Daarom zult u tot de eerste ballingen behoren, plotseling zal er een einde komen aan uw mooie leventje.

8De Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers, heeft bij zijn eigen naam gezworen: ‘Ik walg van de trotse en valse glorie van Israël en haat haar prachtige huizen. Ik zal deze stad en alles wat zich erin bevindt, aan haar vijanden in handen geven.’ 9Ook al zijn er nog maar tien van hen over of staat nog maar één huis overeind, dan zullen die ook nog verdwijnen. 10Iemands oom zal als enige overblijven om hem te begraven of te verbranden. Als hij naar binnen gaat om zijn lijk uit het huis te halen, zal hij de andere overlevende daar vragen: ‘Zijn er nog meer overlevenden bij u?’ Het antwoord zal luiden: ‘Nee,’ en hij zal daaraan toevoegen: ‘Sst… noem de naam van de Here niet. Hij zou je eens kunnen horen.’ 11Want de Here beval dit: ‘Alle huizen, groot en klein, zullen met de grond worden gelijkgemaakt. 12Kunnen paarden op de rotsen rennen? Kunnen runderen de zee ploegen? Dat klinkt dom, maar het is net zo dom dat u een loopje neemt met het recht en dat u alles wat goed en juist moet zijn, verzuurt en vergiftigt. 13Het is dom u te verheugen over uw grootheid, terwijl u helemaal niets voorstelt! En trots te zijn op uw eigen nietige kracht! 14Israël, Ik zal een land op u afsturen dat u van uw noordelijke grens tot uw uiterste zuidpunt zwaar zal onderdrukken, overal, van Hamath tot aan de beek van Araba,’ zegt de Here, de God van de hemelse legers.

O Livro

Amós 6:1-14

Ai dos despreocupados

1Ai dos que vivem tranquilos em Sião e seguros na região montanhosa da Samaria, que gozam de tanta popularidade entre o povo de Israel. 2Vão até Calné e vejam o que lá aconteceu; depois vão até à grande cidade de Hamate e desçam, por fim, a Gate dos filisteus. Porventura são melhores que estas nações? Ou a terra deles é maior do que a vossa? 3Vocês afastam todo o pensamento de castigo que possa esperar-vos, mas é pelas vossas ações que fazem aproximar-se o dia do julgamento.

4Vocês repousam em camas de marfim, estendem-se em belos sofás, comendo tenra carne de cordeiro e dos melhores bezerros. 5Cantam canções vãs ao som da harpa, imaginam que são grandes músicos, como era o rei David. 6Bebem vinho em várias taças e perfumam-se com inebriantes essências, sem se preocuparem minimamente com o facto de que Israel será arruinado. 7Essa é a razão por que hão de ser os primeiros levados para o cativeiro; dum momento para o outro cessarão os banquetes dos que vivem folgadamente.

O Senhor detesta o orgulho de Israel

8O Senhor, o Deus dos exércitos, jurou pela honra do seu próprio nome: “Abomino a soberba e a jactância de Jacob, desprezo as suas fortalezas! Entregarei esta cidade, e o que ela contém, aos seus inimigos!”

9Ainda que tenham restado dez homens e uma só casa, também esses perecerão. 10O parente de um homem será o único que há de ficar, para o enterrar e, quando for a levar o corpo para fora de casa, perguntará ao outro que ficou sozinho lá dentro com vida: “Há mais algum corpo aí dentro?” A resposta será: “Não!” E acrescentará: “Cuidado, não chamem a atenção do Senhor, mencionando o seu nome!” 11Porque o Senhor deu a seguinte ordem: “Serão destruídas todas as casas, tanto as grandes como as pequenas!”

12Os cavalos podem correr sobre as rochas? Os bois podem lavrar o mar? São situações absurdas. Mas é semelhante ao que vocês fizeram, que transformaram a justiça em atos desprezíveis; de tudo o que era bom e reto fizeram uma bebida amarga. 13Igualmente estúpida é a vossa satisfação, ao dizerem: “Não foi pelas nossas forças que nós conquistámos Carnaim?”

14“Ó Israel, hei de trazer contra ti uma nação que te oprimirá amargamente, de norte a sul do país, desde Hamate até ao ribeiro de Arabá”, diz o Senhor, o Deus dos exércitos.