2 Kronieken 19 – HTB & CCL

Het Boek

2 Kronieken 19:1-11

Het koningschap van Josafat

1Koning Josafat keerde heelhuids terug naar huis, 2waar de profeet Jehu, de zoon van Hanani, hem opwachtte. ‘Moet u goddelozen helpen en als vriend omgaan met mensen die de Here haten?’ vroeg Jehu hem. ‘Door wat u hebt gedaan, hebt u zich Gods toorn op de hals gehaald! 3Toch zijn er nog goede dingen aan u, zoals het feit dat u de schandelijke afgoden uit het land hebt verwijderd en hebt geprobeerd de Here trouw te zijn.’

4Josafat bleef vanaf die tijd in Jeruzalem. Hij mengde zich nu meer onder zijn eigen mensen en enige tijd later reisde hij van Berseba tot het heuvelland van Efraïm om hen aan te moedigen opnieuw de God van hun voorouders te vereren. 5Hij stelde in alle grotere steden van het land rechters aan 6en gaf die de volgende instructies: ‘Denk goed na bij alles wat u doet, want God heeft u aangesteld, niet ik. Hij zal u terzijde staan en u helpen bij het vormen van een rechtvaardig oordeel wanneer zaken aan u worden voorgelegd. 7Maak niet de afschuwelijke fout een andere beslissing uit te spreken dan die God u opdraagt. Want onder Gods rechters mag geen sprake zijn van onrechtvaardigheid, partijdigheid of omkoperij!’ 8Ook in Jeruzalem vestigde koning Josafat rechtbanken, waarin de Levieten, de priesters en de familiehoofden als rechters fungeerden. 9-10 Hij gaf hun de volgende richtlijnen: ‘U moet altijd handelen uit ontzag voor God en met een eerlijk hart. Wanneer een van uw landgenoten uit de steden uw oordeel vraagt over een bepaalde zaak, of dat nu een moordzaak of andere overtredingen van Gods wetten en geboden betreft, moet u hem erop wijzen dat hij nooit en te nimmer tegen de Here mag zondigen. Als u dat niet doet, haalt u zich de toorn van God op de hals. Op die manier vervult u op de juiste wijze uw verantwoordelijke taak.’ 11Hij wees de hogepriester Amarja aan als hoogste rechter inzake godsdienstige aangelegenheden, en Zebadja, de zoon van Ismaël en stamhoofd van Juda, als hoogste rechter in civiele zaken. Zij waren de hoogste beroepsinstanties en werden terzijde gestaan door Levieten. ‘Wees niet bang op te komen voor de waarheid en het recht en God zal u gebruiken om de onschuldige te verdedigen,’ was het laatste wat hij hun op het hart drukte.

Mawu a Mulungu mu Chichewa Chalero

2 Mbiri 19:1-11

1Yehosafati, mfumu ya Yuda itabwerera mwamtendere ku nyumba yake yaufumu ku Yerusalemu, 2mlosi Yehu, mwana wa Hanani, anatuluka kukakumana naye ndipo anati kwa mfumu, “Kodi nʼkoyenera kuthandiza oyipa ndi kukonda iwo amene amadana ndi Yehova? Chifukwa cha zimenezi mkwiyo wa Yehova uli pa inu. 3Komabe, muli zinthu zina zabwino mwa inu, pakuti inu mwachotsa mʼdziko muno mafano a Asera ndipo mwakhazikitsa mtima wanu pa kufunafuna Mulungu.”

Yehosafati Asankha Oweruza

4Yehosafati anakakhala ku Yerusalemu, ndipo amayenda pakati pa anthu kuchokera ku Beeriseba mpaka ku dziko lamapiri la Efereimu ndipo anawatembenuzira kwa Yehova, Mulungu wa makolo awo. 5Iye anasankha oweruza mʼdzikomo, mu mzinda uliwonse wotetezedwa wa Yuda. 6Ndipo anawawuza kuti, “Muganize bwino zimene mukuchita, chifukwa simukuweruza mʼmalo mwa munthu koma Yehova, amene ali nanu pamene mukupereka chiweruzo. 7Tsopano kuopsa kwa Yehova kukhale pa inu. Muweruze mosamala, pakuti ndi Yehova Mulungu wathu palibe kupotoza chilungamo kapena kukondera kapenanso kulandira ziphuphu.”

8Mu Yerusalemu, Yehosafati anasankha Alevi ena, ansembe ndi atsogoleri a mabanja a Aisraeli kuti aziyangʼanira Malamulo a Yehova ndi kuweruza milandu. Ndipo iwo amakhala mu Yerusalemu. 9Iye anawalamula kuti, “Inu mutumikire mokhulupirika ndi mtima wanu wonse moopa Yehova. 10Pa mlandu uliwonse wobwera kwa inu kuchokera kwa abale anu amene amakhala mʼmizinda, mlandu wokhetsa magazi kapena mlandu wosamvera malamulo kapena malangizo kapena ziphunzitso zina, inu muziwachenjeza kuti asachimwire Yehova pakuti mukapanda kutero mkwiyo wake udzakhala pa inu ndi abale anu. Chitani zimenezi ndipo simudzachimwa.

11“Amariya, mkulu wa ansembe adzakhala wokuyangʼanirani pa zonse zokhudza Yehova, ndipo Zebadiya mwana wa Ismaeli, mtsogoleri wa fuko la Yuda, adzakhala wokuyangʼanirani pa zonse zokhudza mfumu ndipo Alevi adzatumikira ngati okuyangʼanirani. Muchite molimba mtima ndipo Yehova akhale ndi iwo amene adzachita bwino.”