1 Kronieken 3 – Het Boek HTB

Het Boek

1 Kronieken 3:1-24

De nakomelingen van David

1Koning Davids oudste zoon was Amnon, die in Hebron ter wereld werd gebracht door zijn vrouw Ahinoam uit Jizreël. De tweede was Daniël, wiens moeder Abigaïl uit Karmel was. 2De derde was Absalom, de zoon van zijn vrouw Maächa, die een dochter was van koning Talmai van Gesur. De vierde was Adonia, de zoon van zijn vrouw Haggith. 3De vijfde was Sefatja, de zoon van zijn vrouw Abital. De zesde was Jithream, de zoon van zijn vrouw Egla. 4Deze zes werden geboren in Hebron, waar koning David zevenenhalf jaar regeerde. Daarna verhuisde hij naar zijn hoofdstad Jeruzalem, waar hij nog eens drieëndertig jaar regeerde. 5Tijdens zijn verblijf in Jeruzalem bracht zijn vrouw Bathséba, de dochter van Ammiël, haar zonen Simea, Sobab, Nathan en Salomo ter wereld.

6-8David had bovendien nog negen andere zonen. Dat waren achtereenvolgens: Jibhar, Elisama, Elifelet, Nogah, Nefeg, Jafia, Elisama, Eljada en Elifelet. 9In deze lijst zijn de zonen van zijn bijvrouwen niet opgenomen. David had ook nog een dochter, Tamar.

10-14Dit zijn de nakomelingen van koning Salomo: Rehabeam, Abia, Asa, Josafat, Joram, Ahazia, Joas, Amazia, Azaria, Jotham, Achaz, Hizkia, Manasse, Amon en Josia. 15De zonen van Josia waren: Johanan, de oudste, Jojakim, Zedekia en Sallum. 16De zonen van Jojakim waren Jechonja en Zedekia.

17-18 Dit zijn de zonen die koning Jechonja kreeg: Assir en zijn zoon Sealthiël, Malchiram, Pedaja, Senassar, Jekamja, Hosama en Nedabja. 19-20 Pedaja was de vader van Zerubbabel en Simi. De kinderen van Zerubbabel waren Mesullam, Hananja, Hasuba, Ohel, Berechja, Hasadja, Jusab-Hesed en een dochter, die Selomit heette. 21Hananjaʼs zoon was Pelatja, Pelatjaʼs zoon was Jesaja, 22Jesajaʼs zoon was Refaja, Refajaʼs zoon was Arnan, Arnans zoon was Obadja, Obadjaʼs zoon was Sechanja, Sechanjaʼs zoon was Semaja. Semaja had zes zonen, onder wie Hattus, Jigal, Bariah, Nearja en Safat. 23Nearja had drie zonen: Eljoënai, Hizkia en Azrikam. 24Eljoënaiʼs zeven zonen waren Hodajeva, Eljasib, Pelaja, Akkub, Johanan, Delaja en Anani.