1 Koningen 8 – HTB & KSS

Het Boek

1 Koningen 8:1-66

De ark in het Heilige der Heiligen

1Salomo riep alle leiders van Israël—de stamhoofden en familiehoofden—naar Jeruzalem om er getuige van te zijn hoe de ark van het verbond van de Here vanuit het heiligdom in Sion, de Stad van David, naar de tempel werd overgebracht. 2Deze feestelijke gebeurtenis had plaats in de tijd van het Loofhuttenfeest, in de zevende maand. 3-4 Toen alle leiders van het volk Israël aanwezig waren, droegen de priesters de ark van de Here naar de tempel, samen met alle heilige voorwerpen uit de tabernakel. 5Koning Salomo en alle andere mensen kwamen voor de ark bij elkaar en offerden een ontelbaar aantal schapen en runderen. 6Daarna droegen de priesters de ark het Heilige der Heiligen binnen en zetten hem neer onder de vleugels van de engelen. 7Die engelen waren zo gemaakt dat hun vleugels zich uitstrekten over de plaats waar de ark zou komen te staan, hun vleugels overschaduwden dus de ark en zijn draagstokken. 8Die stokken waren zo lang dat zij terzijde van de engelen uitstaken en vanuit de andere kamer te zien waren. Vanuit de buitenste voorhof kon men ze echter niet zien. Zij bleven daar liggen tot op de dag van vandaag. 9Er lag in die tijd niets in de ark dan de twee stenen plaquettes die Mozes erin had gelegd toen de Here bij de berg Horeb zijn verbond had gesloten met het volk Israël, na het vertrek uit Egypte.

10Terwijl de priesters terugkeerden uit het binnenste heiligdom, vulde een heldere wolk de tempel 11en daardoor konden de priesters niet meer de tempel in om er hun diensten te verrichten. De heerlijkheid en glorie van de Here vulde het hele gebouw.

12Toen riep koning Salomo de Here aan met de volgende woorden: ‘De Here heeft gezegd dat Hij in de dichte wolk zou wonen. 13Maar, Here, ik heb op aarde een prachtig huis voor U gebouwd. Een plaats waar U voor altijd kunt verblijven.’ 14De koning draaide zich om naar de mensen die om hem heen stonden en zegende hen. 15‘Gezegend zij de Here, de God van Israël,’ zei hij, ‘die vandaag heeft gedaan wat Hij mijn vader David had beloofd. 16Want Hij zei tegen hem: “Toen Ik mijn volk uit Egypte haalde, wees Ik geen plaats aan voor mijn tempel, maar Ik wees wel een man aan als leider van mijn volk.” 17Die man was mijn vader David. Hij had altijd al de wens een tempel te bouwen voor de Here, de God van Israël. 18Maar de Here zei tegen mijn vader David: “U hebt er goed aan gedaan dat u van plan was een tempel te bouwen voor mijn naam. 19Toch mag u die tempel niet bouwen, maar uw zoon zal dat doen.” 20Nu is de Here zijn belofte nagekomen, ik ben mijn vader opgevolgd als koning van Israël en nu is deze tempel gebouwd voor de Here, de God van Israël. 21En in die tempel heb ik een plaats bestemd voor de ark waarin het verbond rust dat de Here met onze voorouders sloot, toen Hij hen uit het land Egypte bevrijdde.’

Salomo draagt de tempel op aan God

22Terwijl de mensen toekeken, ging Salomo voor het altaar van de Here staan, spreidde zijn handen uit naar de hemel en zei: 23‘O Here, God van Israël, er is geen God zoals U in de hemel of op aarde, want U bent liefdevol en trouw en U houdt uw beloften aan uw volk als het uw wil doet. 24Vandaag bent U de belofte aan mijn vader David nagekomen, die uw dienaar was. Wat uw mond heeft gesproken, heeft uw hand in vervulling laten gaan. Dat hebben wij vandaag kunnen zien. 25En, Here, God van Israël, vervul nu ook uw verdere beloften aan David: dat van zijn nakomelingen altijd één op de troon van Israël zal zitten, zolang zij uw wegen volgen en hun best doen uw wil te doen. 26Ja, God van Israël, vervul ook deze belofte die U mijn vader David hebt gedaan. 27Is het echt wel mogelijk dat U op aarde zou willen wonen? Zelfs de hoogste hemelen kunnen U niet bevatten, laat staan deze tempel die ik heb gebouwd. 28Hoor nu mijn gebed en luister naar mijn smeken, Here, mijn God. Beantwoord mijn roepen en luister naar het gebed van uw dienaar. 29Waak alstublieft dag en nacht over deze tempel, deze plaats waarin U, zoals U hebt beloofd, zult wonen om naar mij te luisteren wanneer ik tot U bid. 30Luister naar elke smeekbede van het volk Israël wanneer de mensen naar deze plaats komen om te bidden. Ja, luister vanuit de hemel, waar U woont en als U het hoort, vergeeft U dan alstublieft. 31Als een man wordt beschuldigd van een misdaad en hier, staande voor uw altaar, zweert dat hij het niet heeft gedaan, 32luister dan vanuit de hemel naar hem en doe wat juist is: geef de schuldige zijn verdiende loon en beloon de oprechte naar zijn verdienste. 33-34 En als uw onderdanen zondigen en hun vijanden verslaan hen, luister dan vanuit de hemel naar hen en vergeef hen als zij zich willen bekeren en opnieuw belijden dat U hun God bent. Breng hen dan terug naar dit land dat U hun voorouders hebt gegeven.

35-36 Als de hemelen zijn gesloten en er geen regen valt wegens hun zonde, luister dan vanuit de hemel en vergeef hen als zij op deze plaats bidden en uw naam aanroepen. Help hen dan om—nadat U hen hebt gestraft—de goede wegen te bewandelen en stuur regen naar het land dat U uw volk hebt gegeven.

37Als in het land hongersnood heerst of het wordt getroffen door plantenziekten of schadelijke insecten, zoals sprinkhanen of kevers, of als Israëls vijanden haar steden belegeren of als de mensen lijden onder een epidemie of een plaag—of wat voor problemen ook maar— 38-39 luister dan als zij hun zonde beseffen en bij deze tempel bidden, luister vanuit de hemel, vergeef en antwoord hen die een eerlijke bekentenis hebben afgelegd. U kent immers ieders hart. 40Op die manier zullen zij leren ontzag voor U te hebben, terwijl zij wonen in dit land dat U hun voorouders gaf.

41-42 En als buitenlanders uw naam horen noemen en uit verre landen komen om U te aanbidden (want zij zullen horen vertellen over uw grote naam en machtige wonderen) en bij deze tempel te bidden, 43luister dan naar hen vanuit de hemel en geef antwoord op hun gebeden. Alle volken van de aarde zullen uw naam kennen en ontzag voor U hebben, net als uw volk Israël, en de hele wereld zal weten dat U in deze tempel in ons midden bent.

44Als U uw volk laat vechten tegen zijn vijanden en het bidt tot U, terwijl zijn blik gericht is naar uw uitverkoren stad Jeruzalem en naar deze tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 45luister dan naar zijn gebed en help het.

46Als zij tegen U zondigen (en wie doet dat niet?) en U boos op hen wordt en toelaat dat hun vijanden hen als gevangenen wegleiden naar een ander land, dichtbij of veraf, 47en als zij daar beseffen wat zij hebben gedaan en U roepen met de woorden: “Wij hebben gezondigd, wij hebben het helemaal verkeerd gedaan,” 48als zij eerlijk naar U terugkeren en bidden in de richting van de stad Jeruzalem die U hebt gekozen en in de richting van deze tempel die ik voor uw naam heb gebouwd, 49luister dan naar hun bidden en smeken vanuit de hemel waar U woont en kom hen te hulp. 50Vergeef uw onderdanen al hun slechte daden waarmee zij tegen U zondigen en laten hun overwinnaars goed voor hen zijn. 51Want zij zijn uw volk, uw erfdeel, dat U bevrijdde uit de Egyptische oven. 52Mogen uw ogen geopend zijn en uw oren luisteren naar hun smeekbeden. O Here, luister naar hen en geef antwoord als zij tot U roepen. 53Want, Here God, toen U onze voorouders uit Egypte bevrijdde, hebt U door uw dienaar Mozes gezegd dat U uit alle volken op aarde Israël had uitgekozen om uw eigen volk te zijn.’

54-55 Salomo zat geknield met zijn handen uitgestrekt naar de hemel. Na zijn gebed stond hij op uit zijn geknielde houding voor het altaar van de Here en sprak luid de volgende zegen uit over het volk van Israël: 56‘Gezegend zij de Here, die zijn belofte heeft gehouden en zijn volk Israël rust heeft gegeven. Elk woord van zijn beloften die zijn dienaar Mozes afkondigde, is waarheid geworden. 57Moge de Here, onze God, met ons zijn zoals Hij met onze voorouders was, moge Hij ons nooit verlaten. 58Moge Hij ons het verlangen geven in alles zijn wil te doen en alle geboden en aanwijzingen te gehoorzamen die Hij onze voorouders heeft gegeven. 59En mogen deze woorden van mijn gebed de Here dag en nacht voor ogen staan, zodat Hij mij en heel Israël helpt en geeft wat wij dagelijks nodig hebben. 60Mogen de volken over de hele aarde weten dat de Here God is en dat geen enkele andere God bestaat. 61O mijn volk, leid een goed en oprecht leven voor de Here, onze God. Gehoorzaam altijd zijn wetten en geboden, net zoals u momenteel doet.’

62-63 Daarna wijdden de koning en alle aanwezigen de tempel in door het brengen van vredeoffers aan de Here, in totaal tweeëntwintigduizend runderen en honderdtwintigduizend schapen! 64Als tijdelijke maatregel heiligde de koning de hof vóór de tempel voor het brengen van brandoffers, spijsoffers en het vet van de vredeoffers, want het koperen altaar was te klein om zoveel offers ineens te verwerken.

65Voor deze gelegenheid vierden Salomo en het hele volk Israël veertien dagen lang feest en uit het hele land kwamen grote groepen mensen naar Jeruzalem, vanaf de Hamatpas in het noorden tot de beek bij de grens met Egypte. 66Na afloop stuurde Salomo de mensen terug naar huis.

Zij waren blij met de goedheid die de Here had getoond aan zijn dienaar David en het volk Israël. En bij hun afscheid zegenden zij de koning.

Kurdi Sorani Standard

یەکەم پاشایان 8:1-66

هێنانی سندوقی پەیمان بۆ پەرستگا

1لەو کاتەدا سلێمان پاشا لە ئۆرشەلیم پیرانی ئیسرائیلی کۆکردەوە، هەموو سەرکردەی هۆزەکان و گەورەی بنەماڵەکانی نەوەی ئیسرائیل، بۆ هێنانی سندوقی پەیمانی یەزدان لە سییۆنەوە، کە بە شاری داود ناسراوە. 2هەروەها لە جەژنی مانگی ئێتانیم کە لە مانگی حەوتە8‏:2 مەبەست لە جەژنی کەپرەشینەیە، کە بەرامبەر بە ساڵنامەی زایینی لەنێوان مانگی ئەیلول و تشرینی یەکەمە. بڕوانە لێڤییەکان 23‏:34‏-43.‏ هەموو گەلی ئیسرائیل لەلای سلێمانی پاشا کۆبوونەوە.

3ئیتر هەموو پیرانی ئیسرائیل هاتن و کاهینەکانیش سندوقەکەیان هەڵگرت، 4سندوقی یەزدان و چادری چاوپێکەوتن و هەموو کەلوپەلە پیرۆزەکانی ناو چادرەکەیان هێنا. کاهین و لێڤییەکان هێنایانە سەرەوە، 5سلێمانی پاشاش لەگەڵ هەموو کۆمەڵی ئیسرائیل کە لەگەڵی کۆببوونەوە لەبەردەم سندوقەکە بوون، مەڕ و مانگایان سەردەبڕی کە لە زۆریدا نە تۆمار دەکرا و نە دەژمێردرا.

6ئینجا کاهینەکان سندوقی پەیمانی یەزدانیان هێنایە شوێنەکەی خۆی، بۆ پیرۆزگاکەی ناوەوەی پەرستگاکە، شوێنی هەرەپیرۆز، بۆ ژێر باڵی دوو کەڕوبەکە. 7کەڕوبەکان باڵەکانیان بەسەر سندوقەکەدا کردبووەوە، سێبەریان بەسەر سندوقەکە و هەردوو داردەستەکەشیدا کردبوو کە بۆ هەڵگرتنیەتی. 8ئەم داردەستانەش ئەوەندە درێژ بوون کە سەری داردەستەکان لەو دیوی پەردەی شوێنی هەرەپیرۆز دەبینران، بەڵام لە دەرەوەی شوێنە پیرۆزەکەوە نەدەبینران، هەتا ئەمڕۆش هەر لەوێدان. 9ناو سندوقەکەش هیچی تێدا نەبوو، جگە لەو دوو تەختە بەردەی کە موسا لە حۆرێڤ تێیدا داینابوون کاتێک یەزدان لەگەڵ نەوەی ئیسرائیل لە کاتی هاتنەدەرەوەیان لە میسر پەیمانی لەگەڵ بەستن.

10ئەوە بوو بە هاتنە دەرەوەی کاهینەکان لە شوێنە پیرۆزەکە، هەورێک پیرۆزگای یەزدانی پڕکردەوە. 11کاهینەکانیش لەبەر هەورەکە نەیانتوانی خزمەت بکەن، چونکە شکۆی یەزدان پیرۆزگاکەی پڕکرد.

12ئینجا سلێمان گوتی: «یەزدان فەرموویەتی، کە لەناو هەوری تاردا نیشتەجێ دەبێت. 13ئەوەتا پەرستگایەکی شکۆدارم بۆ بنیاد نایت، شوێنێک هەتاهەتایە بۆ نیشتەجێبوونت.»

14کاتێک هەموو کۆمەڵی ئیسرائیل ڕاوەستا بوون، پاشا ڕووی خۆی وەرگێڕا و داوای بەرەکەتی بۆ هەموویان کرد. 15ئینجا گوتی:

«ستایش بۆ یەزدانی پەروەردگاری ئیسرائیل، ئەوەی بە دەمی خۆی بەڵێنی بە داودی باوکم دا و بە دەستی خۆی بەجێی هێنا، هەروەک فەرمووی: 16”لەو ڕۆژەوەی ئیسرائیلی گەلی خۆمم لە میسرەوە هێناوەتە دەرەوە، هیچ شارێکم لەناو هەموو هۆزەکانی ئیسرائیل هەڵنەبژاردووە بۆ ئەوەی پەرستگایەک بنیاد بنێن هەتا ناوەکەم لەوێ بێت، بەڵکو داودم هەڵبژاردووە تاکو فەرمانڕەوایەتی ئیسرائیلی گەلی من بکات.“

17«لە دڵی داودی باوکیشمدا بوو پەرستگایەک بۆ ناوی یەزدانی پەروەردگاری ئیسرائیل بنیاد بنێت. 18بەڵام یەزدان بە داودی باوکمی فەرموو: ”بێگومان باشت کرد کە لە دڵی خۆتدا نیازت هەبووە پەرستگایەک بۆ ناوەکەم بنیاد بنێیت. 19لەگەڵ ئەوەشدا تۆ پەرستگاکە بنیاد نانێیت، بەڵکو کوڕەکەت، ئەوەی لە خوێنی خۆتە، ئەو پەرستگاکە بۆ ناوی من بنیاد دەنێت.“

20«یەزدان بەڵێنی خۆی بردەسەر، ئەوەی کە فەرمووی. منیش شوێنی داودی باوکمم گرتەوە و لەسەر تەختی ئیسرائیل دانیشتم، هەروەک یەزدان فەرمووی. پەرستگاکەشم بۆ ناوی یەزدانی پەروەردگاری ئیسرائیل بنیاد نا. 21لەوێشدا شوێنێکم بۆ ئەو سندوقە دانا، ئەوەی ئەو پەیمانەی یەزدانی تێیدایە کە لەگەڵ باوباپیرانماندا بەستی، کاتێک لە خاکی میسری هێنانە دەرەوە.»

نوێژی تەرخانکردنی پەرستگا

22ئینجا سلێمان لەبەردەم قوربانگای یەزدان بەرامبەر بە هەموو کۆمەڵی ئیسرائیل ڕاوەستا و دەستی بۆ ئاسمان بەرز کردەوە، 23گوتی:

«ئەی یەزدانی پەروەردگاری ئیسرائیل، هیچ خودایەک لە ئاسمان لە سەرەوە و لەسەر زەوی لە خوارەوە لە وێنەی تۆ نییە، پەیمانی خۆشەویستییەکەت بۆ خزمەتکارەکانت دەبەیتەسەر، ئەوانەی لەبەردەمی تۆ بە دڵسۆزییەوە ڕەفتار دەکەن. 24تۆ بەڵێنی خۆتت بۆ بەندەکەت، بۆ داودی باوکم هێنایە دی. ئەوەی بە دەمت بەڵێنت پێدا، ئەمڕۆ بە دەستی خۆتت هێنایە دی.

25«ئێستاش ئەی یەزدانی پەروەردگاری ئیسرائیل، ئەو بەڵێنەی کە تۆ بە بەندەکەی خۆت، بە داودی باوکی منت دا، بۆی بهێنە دی، کە فەرمووت: ”پیاو لە تۆ نابڕێت لەبەردەمم بۆ دانیشتن لەسەر تەختی ئیسرائیل، تەنها ئەگەر کوڕانت ئاگاداری ئەوە بن کە بە دڵسۆزییەوە دۆستایەتیم بکەن، هەروەک چۆن تۆ بە دڵسۆزییەوە دۆستایەتیت کردم.“ 26ئێستاش ئەی خودای ئیسرائیل، با ئەو بەڵێنەت بێتە دی کە بەڵێنت بە داودی باوکم دا کە بەندەی تۆیە.

27«بەڵام ئایا بەڕاستی خودا لەسەر زەوی نیشتەجێ دەبێت؟ ئەوەتا ئاسمان و ئاسمانی ئاسمانەکان جێی تۆیان تێدا نابێتەوە، ئیتر چۆن ئەم پەرستگایە کە من بنیادم ناوە! 28بەڵام ئەی یەزدان، خودای من، ئاوڕ لە نوێژ و لە داواکارییەکانی بەندەکەت بدەوە و گوێ لە هاوار و ئەو نوێژە بگرە کە بەندەکەت ئەمڕۆ لەبەردەمت دەیکات. 29با شەو و ڕۆژ چاوەکانت کراوە بن لەسەر ئەم پەرستگایە، لەسەر ئەو شوێنەی کە فەرمووت: ”ناوی من لەوێ دەبێت،“ هەتا گوێت لەو نوێژە بێت کە بەندەکەت بەرەو ئەم شوێنە دەیکات. 30هەروەها گوێ لە پاڕانەوەی بەندەکەت و ئیسرائیلی گەلت بگرە، ئەوانەی بەرەو ئەم شوێنە نوێژ دەکەن، تۆش لە ئاسمانەوە لە شوێنی نیشتەجێبوونتەوە بیبیستە، جا کە بیستت لێمان خۆشبە.

31«ئەگەر یەکێک گوناهی دەرهەق بە هاوڕێکەی کرد و سوێندخواردنی بەسەردا سەپێنرا و هات بۆ ئەوەی لەبەردەم قوربانگاکەت لەم پەرستگایە سوێندەکەی بخوات، 32تۆ لە ئاسمانەوە گوێ بگرە و دەستبەکار بە. دادوەری لەنێوان خزمەتکارەکانت بکە، حوکم بدە بەسەر تاوانباردا بەوەی ڕێگای خۆی بەسەر خۆیدا بهێنەرەوە، ئەستۆپاکی کەسی بێتاوان دەربخە و بەگوێرەی بێتاوانییەکەی پێی ببەخشە.

33«کاتێک ئیسرائیلی گەلەکەی خۆت بەهۆی ئەو گوناهەی بەرامبەرت دەیکەن، لەبەردەم دوژمنەکانیان تێکدەشکێن، ئەگەر گەڕانەوە بۆ لات و دانیان نایەوە بە ناوی تۆ، لەم پەرستگایەدا نزا و نوێژیان کرد و لێت پاڕانەوە، 34تۆش لە ئاسمانەوە گوێ بگرە و لە گوناهی ئیسرائیلی گەلت خۆشبە و بیانگەڕێنەوە ئەو خاکەی کە بە باوباپیرانیانت داوە.

35«ئەگەر ئاسمان داخرا و باران نەباری بەهۆی ئەوەی گەلەکەت گوناهیان دەرهەق بە تۆ کرد، پاشان نوێژیان ڕووەو ئەم شوێنە کرد و دانیان بە ناوەکەتدا نا و لە گوناهەکەیان پاشگەز بوونەوە، چونکە گرفتارت کردن، 36تۆش لە ئاسمانەوە گوێ بگرە و لە گوناهی خزمەتکارەکانت و ئیسرائیلی گەلی خۆت خۆشبە، فێری ئەو ڕێگا باشەیان بکە کە دەبێت پێیدا بڕۆن و باران بەسەر خاکەکەتدا ببارێنە، ئەوەی بە میرات داوتە بە گەلەکەت.

37«هەر کاتێک قاتوقڕی، پەتا، بای گەرمەسێر، کوللە یان سن لە خاکەکە دەدات؛ یان هەر کاتێک دوژمن لە شارەکانیان گەمارۆیان دەدات؛ یان هەر بەڵا و دەردێک دێت؛ 38ئیتر کاتێک هەرکەسێکی ئیسرائیلی گەلی خۆت نوێژ یان داواکارییەک لە تۆ بکات، لەلایەن ئەوەی کە دەردی دڵی خۆی دەزانێت و دەستی بەرامبەر بەم پەرستگایە بەرز دەکاتەوە، 39ئەوا تۆ لە ئاسمانەوە لە شوێنی نیشتەجێبوونتەوە گوێ بگرە. لێی خۆشبە و دەستبەکار بە. لەبەر ئەوەی تەنها تۆ دڵی هەموو ئادەمیزادان دەناسیت، بۆ هەرکەسێک بەگوێرەی هەڵسوکەوتەکانی کاردانەوەت هەبێت، 40بۆ ئەوەی بە درێژایی ڕۆژانی ژیانیان لەم خاکەی بە باوباپیرانی ئێمەت داوە لێت بترسن.

41«هەروەها ئەو بیانییەی کە لە ئیسرائیلی گەلەکەی خۆت نییە و لە پێناوی ناوی تۆ لە خاکێکی دوورەوە هاتووە، 42چونکە دەربارەی ناوی مەزنی تۆ و دەستی پۆڵایین و بازووی بەهێزت دەبیستن، جا کە هات و بەرەو ئەم پەرستگایە نوێژی کرد، 43تۆ لە ئاسمانەوە لە شوێنی نیشتەجێبوونتەوە و بەپێی هەموو ئەوەی ئەم بیانییە لێت دەپاڕێتەوە بۆی بەجێبهێنە، تاکو هەموو گەلانی زەوی بە ناوی تۆ ئاشنا بن و وەک ئیسرائیلی گەلەکەی خۆت لێت بترسن، هەروەها بۆ ئەوەی بزانن ئەم ماڵەی کە بنیادم ناوە هەڵگری ناوی تۆیە.

44«کاتێک گەلەکەت بۆ جەنگ لە دژی دوژمنەکەی دەچێت، بۆ هەرکوێ کە دەیاننێریت، کە نوێژیان کرد بۆ یەزدان ڕووەو ئەو شارەی کە هەڵتبژاردووە و ئەو پەرستگایەی بۆ ناوەکەت بنیادم ناوە، 45تۆ لە ئاسمانەوە گوێ لە نوێژ و داواکارییەکانیان بگرە و دادوەرییان بۆ بکە.

46«کەس نییە گوناه نەکات، بەڵام کاتێک گوناهت بەرامبەر دەکەن و تۆش لێیان تووڕە دەبیت و دەیاندەیتە دەست دوژمن کە بە دیلیان دەگرن و بۆ خاکی خۆیان ڕاپێچیان دەکەن، جا دوور بێت یان نزیک، 47لەدوای ئەمە ئەگەر لەو خاکەی بۆی ڕاپێچ دەکرێن هاتنەوە هۆش خۆیان، لە خاکی ڕاپێچکەرانیان تۆبەیان کرد و لێت پاڕانەوە و گوتیان: ”گوناه و تاوان و خراپەمان کرد،“ 48ئیتر بە هەموو دڵ و گیانیانەوە گەڕانەوە لات لە خاکی دوژمنەکانیانەوە کە ڕاپێچیان کردوون، هەروەها نوێژیان بۆ کردیت ڕووەو ئەو خاکەی داوتە بە باوباپیرانیان و ئەو شارەی هەڵتبژاردووە و بۆ ئەو پەرستگایەی بۆ ناوی تۆ بنیادم ناوە، 49ئەوا تۆ لە ئاسمانەوە لە شوێنی نیشتەجێبوونتەوە گوێ لە نوێژ و داواکارییان بگرە و دادوەرییان بۆ بکە. 50هەروەها لە گەلەکەت خۆشبە، لەو گوناهانەی بەرامبەرت کردوویانە و لە هەموو یاخیبوونەکانیان کە لە دژی تۆ پێی یاخی بوون، بەزەییان پێ ببەخشە لەبەردەم ڕاپێچکەرانیان هەتا بەزەییان پێیاندا بێتەوە، 51چونکە ئەوان گەل و میراتی تۆن، ئەوەی لە میسرەوە لەناو کوورەی ئاسنەوە دەرتهێنان.

52«با چاوەکانت لەسەر داواکارییەکانی بەندەکەت و داواکارییەکانی ئیسرائیلی گەلەکەی خۆت کراوە بن هەتا گوێیان لێ بگریت لە هەموو ئەوەی بانگت دەکەن بۆی، 53چونکە تۆ ئەی یەزدانی باڵادەست، ئەوانت لەنێو هەموو گەلانی زەویدا بە میرات بۆ خۆت جیا کردەوە، وەک چۆن لەسەر دەستی موسای بەندەت فەرمووت، کاتێک باوباپیرانی ئێمەت لە میسرەوە هێنایە دەرەوە.»

54کاتێک سلێمان لەم هەموو نوێژ و پاڕانەوەیە بووەوە بۆ یەزدان، لەبەردەم قوربانگای یەزدان هەستا کە لەسەر هەردوو ئەژنۆی بەچۆکدا کەوتبوو، دەستەکانی ڕووەو ئاسمان بەرز کردبووەوە. 55ڕاوەستا و بە دەنگێکی بەرز داوای بەرەکەتی بۆ هەموو کۆمەڵی ئیسرائیل کرد و گوتی:

56«ستایش بۆ یەزدان، ئەوەی هەروەک بەڵێنی دابوو ئیسرائیلی گەلی خۆی حەساندەوە. تەنانەت یەک وشەش لە هەموو ئەو بەڵێنە باشانە نەشکا کە یەزدان لە ڕێگەی موسای بەندەیەوە دابووی. 57با یەزدانی پەروەردگارمان لەگەڵمان بێت هەروەک چۆن لەگەڵ باوباپیرانمان بوو، وازمان لێ نەهێنێت و فەرامۆشمان نەکات، 58دڵمان بۆ لای خۆی گۆش بکات هەتا گوێڕایەڵی بین و چاومان لە فەرمان و فەرز و حوکمەکانی بێت، ئەو فەرمانانەی بە باوباپیرانی ئێمەی کرد. 59با ئەو وشانەی کە پێی لە یەزدان پاڕامەوە، شەو و ڕۆژ لە یەزدانی پەروەردگارمان نزیک بێت، بۆ ئەوەی دادوەری بۆ بەندەکەی و ئیسرائیلی گەلەکەی خۆی پەیڕەو بکات، بەگوێرەی پێویستی ڕۆژانەی، 60تاکو هەموو گەلانی زەوی بزانن کە یەزدان خودایە و هیچ خودایەکی دیکە نییە. 61بەڵام با دڵتان تەواو لەلای یەزدانی پەروەردگارمان بێت، هەتا فەرزەکانی بەجێبهێنن و چاوتان لە فەرمانەکانی بێت، وەک ئەمڕۆ.»

تەرخانکردنی پەرستگاکە

62ئینجا پاشا و هەموو ئیسرائیلیش لەگەڵی قوربانییان لەبەردەم یەزدان سەربڕی. 63سلێمان قوربانی هاوبەشی بۆ یەزدان کرد، بیست و دوو هەزار مانگا و سەد و بیست هەزار مەڕ و بزنی سەربڕی. ئیتر پاشا و هەموو نەوەی ئیسرائیل پەرستگای یەزدانیان تەرخان کرد.

64لەو ڕۆژەدا پاشا ناوەڕاستی حەوشەکەی بەردەم پیرۆزگاکەی یەزدانی تەرخان کرد و لەوێدا قوربانی سووتاندن و پێشکەشکراوی دانەوێڵە و پیوی8‏:64 پیوی قوربانییەکانی یان بەزی قوربانییەکانی.‏ قوربانییەکانی هاوبەشی پێشکەش کرد، چونکە قوربانگا بڕۆنزییەکەی بەردەم یەزدان بچووکتر بوو لەوەی جێگای قوربانی سووتاندنەکان و دانەوێڵە پێشکەشکراوەکان و پیوی قوربانییەکانی هاوبەشی تێیدا ببێتەوە.

65لەو کاتە سلێمان بۆ ماوەی حەوت ڕۆژ ئاهەنگی بۆ جەژنەکە گێڕا، هەموو ئیسرائیلیش لەگەڵی بوون، هەموو خەڵکی نێوان دەروازەی حەمات هەتا دۆڵی میسر، کۆمەڵێکی گەورە، لەبەردەم یەزدانی پەروەردگارمان جەژنەکەیان گێڕا، پاشان حەوت ڕۆژی دیکەش، واتا چواردە ڕۆژ. 66ڕۆژی دواتر خەڵکەکەی بەڕێکرد، جا داوای بەرەکەتیان بۆ پاشاکە کرد و بە شادمانی و دڵخۆشییەوە چوونەوە ماڵەکانیان، بەهۆی ئەو هەموو چاکەیەی کە یەزدان لەگەڵ داودی بەندەی و ئیسرائیلی گەلی خۆی کردی.