2. Chronik 4 – HOF & HTB

Hoffnung für Alle

2. Chronik 4:1-22

Der Altar, das Becken und die Kessel aus Bronze

(1. Könige 7,23‒26.38‒39)

1Salomo ließ auch einen Altar aus Bronze herstellen. Er war 10 Meter lang, 10 Meter breit und 5 Meter hoch.

2Dann ließ er ein rundes Bronzebecken gießen, »das Meer« genannt. Seine Höhe betrug 2,5 Meter, sein Durchmesser 5 Meter und sein Umfang 15 Meter. 3Unten war es ringsum mit zwei Reihen von Rinderfiguren verziert, jeweils zehn auf einen halben Meter. Sie und das Becken waren aus einem Guss. 4Das Becken stand auf zwölf Rinderfiguren, von denen drei nach Norden gewandt waren, drei nach Westen, drei nach Süden und drei nach Osten. Ihre Hinterbeine zeigten nach innen, und das Becken ruhte auf ihren Rücken. 5Sein Rand war nach außen gewölbt wie der Kelch einer Lilienblüte. Das Becken hatte eine Wandstärke von knapp 8 Zentimetern und fasste etwa 66.000 Liter.

6Salomo ließ zehn Kessel gießen, von denen fünf auf die rechte und fünf auf die linke Seite des Tempels gestellt wurden. In diesen Kesseln wurden die Fleischstücke gewaschen, die man als Brandopfer verbrennen wollte. Das Wasser im großen Becken aber war für die Priester bestimmt. Hier konnten sie sich waschen.

Die goldenen Leuchter und Tische

7Salomo ließ zehn goldene Leuchter nach den vorgegebenen Maßen anfertigen. Sie wurden im Tempel aufgestellt, fünf auf der rechten und fünf auf der linken Seite. 8Auch zehn Tische wurden angefertigt und dort aufgestellt, fünf rechts und fünf links. Schließlich ließ Salomo hundert goldene Schalen herstellen, in denen das Blut der Opfertiere aufgefangen wurde.

Der Vorhof

9Salomo ließ den großen Vorhof anlegen und den inneren Vorhof, zu dem nur die Priester Zutritt hatten. Die beiden Höfe waren durch ein großes Tor miteinander verbunden, dessen Flügel mit Bronze überzogen wurden. 10Das große Wasserbecken stellte man rechts vom Tempel auf, in der Südostecke des Vorhofs.

Liste der Gegenstände, die Hiram herstellte

(1. Könige 7,40‒47)

11Zuletzt stellte Hiram noch Kübel und Schaufeln zum Beseitigen der Asche her sowie Schalen, in denen das Blut der Opfertiere aufgefangen wurde. Damit beendete er die Arbeiten für den Tempel Gottes, die König Salomo ihm aufgetragen hatte.

12Insgesamt hatte er folgende Gegenstände hergestellt:

2 Säulen;

2 kelchförmige Kapitelle, die oben auf den Säulen ruhten;

2 geflochtene Ketten zur Verzierung der beiden Kapitelle;

13für jedes Kapitell 200 Granatäpfel, die in zwei Reihen über den Ketten angebracht waren;

14die Kesselwagen;

die Wasserkessel, die auf die Wagen gesetzt wurden;

15das große Wasserbecken, genannt »das Meer«;

12 Rinderfiguren, auf denen das Becken stand;

16Kübel, Schaufeln und Fleischgabeln.

Alle Gegenstände, die Hiram-Abi im Auftrag Salomos für den Tempel des Herrn herstellte, wurden aus Bronze gegossen und anschließend blank poliert. 17König Salomo ließ sie in der Jordan-Ebene zwischen Sukkot und Zaretan gießen. Dort gab es Gießereien mit großen Gussformen aus Tonerde. 18Salomo hatte unzählige Gegenstände herstellen lassen. Es wurde so viel Bronze dafür gebraucht, dass man sie nicht mehr wiegen konnte.

Die Inneneinrichtung des Tempels

(1. Könige 7,48‒51)

19Für das Innere des Tempels ließ Salomo folgende Gegenstände aus Gold herstellen:

einen Altar;

Tische, auf denen die Gott geweihten Brote liegen sollten;

20Leuchter und Lampen, die nach der Vorschrift vor dem Allerheiligsten stehen sollten;

21Blumenornamente für die Leuchter;

Lampen, Dochtscheren und 22Messer zum Reinigen der Lampen;

Becken und Schüsseln;

Schalen und Eimer zum Tragen der glühenden Kohlen;

Türen zum Allerheiligsten und zum Heiligtum.

Het Boek

2 Kronieken 4:1-22

Churam, een vakman voor God

1Verder maakte hij een koperen altaar van negen meter in het vierkant en een hoogte van 4,5 meter. 2Daarna goot hij een koperen bassin met een doorsnede van 4,5 meter. De rand van dit bassin was ruim 2,25 meter hoog en had een lengte van 13,5 meter. 3Twee rijen koperen runderen ondersteunden dit bassin en ze vormden samen één gegoten geheel. 4Deze runderen, twaalf in getal, stonden met de staarten naar elkaar toe. Drie keken naar het noorden, drie naar het westen, drie naar het zuiden en drie naar het oosten. 5De wanden van het bassin waren acht centimeter dik en bogen naar buiten als de rand van een beker of als bij een lelie. De inhoud bedroeg vierenveertigduizend liter water.

6Hij maakte ook tien vaten voor het water waarmee alles voor de offerdienst moest worden gewassen. Vijf stonden aan de linkerkant van het vertrek en vijf aan de rechterkant. De priesters gebruikten het grote bassin om zichzelf in te wassen. 7Verder maakte hij tien gouden kandelaars en gaf ze een plaats in de tempel, vijf aan elke kant. 8Tevens maakte hij tien tafels en zette er vijf tegen de muur aan de linkerkant en vijf tegen die aan de rechterkant. Ook maakte hij honderd massief gouden offerschalen. 9Daarna bouwde hij een voorhof voor de priesters en een voorhof voor het publiek. De toegangsdeuren en scharnieren van beide hoven overtrok hij met koper. 10Het grote bassin stond in de zuidoostelijke hoek van het buitenvertrek van de tempel.

11Churam maakte tevens de potten, scheppen en offerschalen die bij het offeren werden gebruikt. Zo voltooide hij de taak die koning Salomo hem had opgedragen: 12-16het maken van de twee pilaren, de twee bolvormige kapitelen bovenop de pilaren, de twee gevlochten slingers op de kapitelen, de rijen granaatappels die aan de slingers op de kapitelen hingen, de voetstukken voor de vaten en de vaten zelf, het grote bassin en de runderen die deze ondersteunden, de potten, scheppen en vleeshaken. Deze ervaren vakman, Churam, maakte alle bovengenoemde voorwerpen voor koning Salomo. Als materiaal gebruikte hij gepolijst koper. 17-18 De koning liet het gietwerk maken op de kleibanken in het Jordaandal tussen Sukkot en Zeredatha. Er werden grote hoeveelheden koper gebruikt, te veel om te kunnen wegen.

19Ook liet Salomo alle voorwerpen maken die in de tempel thuishoren: het gouden altaar en de tafel voor de toonbroden. 20Hetzelfde gold voor de gouden kandelaars en de lampen, die volgens de regels vóór de achterzaal werden aangestoken, 21de bloemdecoraties 22de snuiters, lepels, offerschalen, schotels en vuurpannen, alles werd van puur goud gemaakt. Zelfs de deuren van de tempel waren van goud, zowel de deuren van de ingang van het Heilige der Heiligen als van de ingang van de grote zaal.