1כך מתחיל הסיפור על ישוע המשיח בן־האלוהים. 2בספרי הנביאים הודיע לנו אלוהים שהוא עומד לשלוח אלינו את בנו, אולם לפני כן ישלח שליח מיוחד אשר יכין את העולם לקראת בואו של בן־האלוהים.1.2 א 2 מלאכי ג 1
3ישעיהו הנביא ניבא:1.3 א 3 ישעיהו מ 3 ”קול קורא במדבר פנו דרך ה׳, ישרו מסילותיו.“ 4שליח זה היה יוחנן המטביל. יוחנן גר במדבר והכריז שכל אחד צריך להיטבל במים, לאות חרטה על מעשיו וכדי שאלוהים יסלח לו עליהם. 5אנשים רבים מירושלים ומכל אזור יהודה באו להקשיב לדברי יוחנן, ולאחר שהתוודו על מעשיהם הרעים הוא הטביל אותם בנהר הירדן. 6בגדיו היו עשויים שער גמלים והייתה לו חגורת עור; הוא נהג לאכול ארבה ודבש־בר. 7המסר של יוחנן היה זה:
”בקרוב יבוא אדם גדול ונעלה ממני; הוא כה נעלה עד כי איני ראוי אפילו להסיר את נעליו! 8אני הטבלתי אתכם במים, אולם הוא יטביל אתכם ברוח הקודש של אלוהים!“
9יום אחד בא ישוע מנצרת שבגליל, ויוחנן הטביל אותו בנהר הירדן. 10כאשר יצא ישוע מהמים נפתחו השמים, ורוח אלוהים בדמות יונה ירדה ונחתה עליו, 11וקול מן השמים קרא: ”אתה בני אהובי, ובך אני חפץ.“ 12-13רוח אלוהים נשא מיד את ישוע אל המדבר, שם הוא נשאר לבדו עם חיות המדבר ארבעים יום, והשטן ניגש לנסותו. לאחר מכן באו המלאכים לשרת אותו.
14זמן מה לאחר שאסר המלך הורדוס את יוחנן, בא ישוע אל הגליל כדי להכריז על בשורת אלוהים.
15”העת הגיעה!“ קרא ישוע. ”מלכות אלוהים קרבה, שובו מדרככם הרעה והאמינו לבשורה!“
16יום אחד כשהתהלך ישוע על חוף הכינרת, ראה את האחים שמעון ואַנְדְּרֵי דגים בעזרת רשתות. הם היו דייגים במקצועם.
17”בואו אחרי!“ קרא אליהם ישוע. ”אני אעשה אתכם לדייגי אדם!“ 18שני האחים עזבו מיד את הרשתות שלהם והלכו אחריו.
19לא הרחק משם ראה ישוע את יעקב ויוחנן בני־זבדי יושבים בסירת דיג ומתקנים את הרשתות. 20ישוע קרא להם, והשניים הצטרפו מיד אל החבורה, לאחר שהשאירו את זבדי אביהם בסירה עם מספר דייגים שכירים.
21ישוע ומלוויו הגיעו לכפר־נחום. בשבת בבוקר הלכו לבית־הכנסת, וישוע לימד את הקהל. 22היהודים בבית־הכנסת נדהמו מהדרשה שלו, מפני שדיבר אליהם בסמכות רבה ולא כמו הסופרים.
23בבית־הכנסת היה איש אחוז שד טמא, והלה צעק לפתע: 24”מדוע אתה מטריד אותנו, ישוע מנצרת, האם באת להשמיד את השדים? אני מכיר אותך; אתה בנו הקדוש של אלוהים!“
25ישוע נזף בשד וציווה עליו: ”שתוק וצא החוצה!“ 26השד טלטל את האיש המסכן מצד אל צד ויצא ממנו בקול צעקה.
27כל הנוכחים השתוממו והחלו לשוחח זה עם זה על המקרה. ”האם זוהי תורה חדשה?“ שאלו בהתרגשות. ”ראו, גם השדים שומעים בקולו!“
28עד מהרה התפשטו השמועות על מעשי ישוע והתפרסמו בכל אזור הגליל.
29ישוע ותלמידיו יצאו מבית־הכנסת והלכו לביתם של שמעון ואַנְדְּרֵי. 30כאשר נכנסו אל הבית מצאו את חמותו של שמעון שוכבת שם חולה עם חום גבוה. התלמידים פנו מיד אל ישוע וביקשו את עזרתו. 31ישוע ניגש אל מיטת החולה, אחז בידה ועזר לה לשבת. החום נעלם מיד, היא קמה ממיטתה והכינה להם אוכל.
32-33עם שקיעת השמש התמלאה חצר הבית בחולים ואנשים אחוזי שדים, אשר הובאו אל ישוע כדי שירפא אותם. ליד הבית התאספו כל אנשי העיירה מתוך סקרנות.
34ישוע ריפא אנשים רבים שהיו חולים במחלות שונות, וגירש שדים רבים (אולם הוא לא הרשה לשדים לדבר, משום שידעו מי הוא).
35למחרת בבוקר, עוד לפני זריחת השמש, קם ישוע והלך למקום שקט ומבודד כדי להתפלל. 36-37שמעון והאחרים יצאו בעקבותיו, וכשמצאו אותו קראו: ”לאן אתה הולך? כולם מחפשים אותך!“
38”איננו יכולים להישאר כל הזמן במקום אחד“, השיב ישוע. ”עלינו ללכת גם למקומות אחרים, כדי לספר לאנשים על מלכות אלוהים; הרי לשם כך באתי!“
39ישוע עבר בכל רחבי הגליל, לימד בבתי־הכנסת וגירש שדים מהרבה אנשים. 40פעם בא אליו אדם חולה צרעת והתחנן לפניו שירפא אותו. ”אם רק תרצה, תוכל לרפא אותי“, אמר האיש.
41ישוע חש חמלה רבה, ועל כן נגע במצורע ואמר: ”ודאי שאני רוצה. הירפא!“ 42הצרעת נעלמה מיד, והאדם נרפא כליל!
43”לך מהר להיבדק אצל הכוהן“, אמר ישוע לאיש בתוקף. 44”אל תשכח לקחת איתך קורבן טהרה, כפי שציווה משה על בני־ישראל, כדי שכולם יראו שנרפאת. אל תעצור בדרך לדבר עם איש!“
45אבל האיש לא שמע בקול ישוע, והלך והכריז לכולם שהוא בריא. הוא סיפר לכולם שישוע ריפא אותו ממחלת הצרעת, וכתוצאה מכך שוב לא יכול היה ישוע להיכנס לעיר בגלוי, כי אנשים רבים הלכו אחריו לכל מקום ולא נתנו לו מנוחה. על כן הוא החליט לשבת מחוץ לעיר, אך גם זה לא הועיל, כי תוך זמן קצר מצא אותו ההמון והקיף אותו מכל עבר.
De boodschap van Johannes de Doper
1In dit boek wordt het goede nieuws van Jezus Christus verteld. 2Het is precies zoals geschreven staat in het boek van de profeet Jesaja: ‘Luister, Ik stuur mijn boodschapper voor u uit om voor u een weg te banen.’ 3En: ‘Ik hoor de stem van iemand die roept in de woestijn: “Baan een weg voor de Here, maak zijn wegen recht.” ’ 4Deze boodschapper was Johannes de Doper. Hij leefde in de woestijn en vertelde de mensen dat zij zich moesten laten dopen als een openbaar getuigenis van hun besluit om de zonde de rug toe te keren, zodat God hen kon vergeven. 5Uit Jeruzalem en de provincie Judea kwamen vele mensen naar Johannes toe. Zij beleden hun zonden en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan. 6Johannes droeg kleren van kameelhaar en had een leren riem om. Hij at sprinkhanen en honing van wilde bijen. 7‘Na mij,’ riep hij, ‘komt er Iemand die belangrijker is dan ik. Ik ben het niet eens waard de riem van zijn sandalen los te maken. 8Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.’
Het eerste optreden van Jezus
9Op een dag kwam Jezus daar ook. Hij was uit Nazareth gekomen om Zich door Johannes in de Jordaan te laten dopen. 10Direct toen Hij uit het water kwam, zag Jezus dat de hemel openscheurde en de Heilige Geest als een duif op Hem neerdaalde. 11Een stem uit de hemel zei: ‘U bent mijn geliefde Zoon. U verheugt mijn hart.’ 12Onmiddellijk daarna werd Jezus door de Heilige Geest naar de woestijn gestuurd. 13Daar werd Hij veertig dagen lang door Satan op de proef gesteld. Hij was er alleen met de wilde dieren en de engelen zorgden voor Hem.
14Later, toen Johannes de Doper door koning Herodes gevangen was genomen, ging Jezus terug naar Galilea om de mensen het goede nieuws van God te vertellen. 15‘Eindelijk is het zover!’ riep Hij. ‘Het Koninkrijk van God is vlakbij. Keer u af van de zonde en geloof het goede nieuws.’ 16Toen Jezus op een dag langs het meer van Galilea liep, zag Hij twee vissers, Simon en zijn broer Andreas. Zij waren bezig hun netten uit te werpen in het meer. 17Hij zei tegen hen: ‘Ga met Mij mee! Dan zal Ik van jullie vissers maken die mensen bij Mij brengen.’ 18Zij lieten hun netten liggen en gingen onmiddellijk met Hem mee. 19Iets verderop zag Hij nog twee vissers, Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten in hun boot de netten te repareren. 20Hij riep hen ook en zij lieten hun vader met de knechten in de boot achter en gingen met Jezus mee.
21Jezus en zijn metgezellen kwamen in Kafarnaüm aan. Op de sabbat (zaterdag, de Joodse rustdag) ging Hij naar de synagoge en sprak de mensen toe. 22Zij waren verbaasd over wat Hij hun leerde, want Hij sprak als iemand met gezag, die wist waarover Hij het had. Dit was iets heel anders dan zij gewend waren van hun bijbelgeleerden. 23In die synagoge was een man met een boze geest. Hij begon te schreeuwen: 24‘Ik wil niets met U te maken hebben, Jezus van Nazareth. U bent gekomen om ons te vernietigen! Ik weet wel wie U bent: de heilige Zoon van God!’ 25‘Zwijg,’ zei Jezus tegen de boze geest. ‘Ga onmiddellijk uit die man weg!’
26De boze geest rukte en trok aan de man, gilde vreselijk en verliet hem. 27De mensen keken hun ogen uit en vroegen elkaar: ‘Wat is dit toch? Iemand die iets nieuws leert en die gezag heeft! Hij zegt zelfs tegen de boze geesten dat zij moeten gaan en ze gaan nog ook!’ 28Dit nieuws ging als een lopend vuurtje door heel Galilea.
29Uit de synagoge ging Jezus met Simon en Andreas mee naar huis. Jakobus en Johannes waren er ook bij. 30Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus. 31Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar bij de hand en hielp haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar. 32Die avond na zonsondergang bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem. 33Veel nieuwsgierigen waren te hoop gelopen en voor het huis was het een drukte van belang. 34Jezus genas heel veel mensen, wat voor ziekte ze ook hadden. Uit vele anderen verjoeg Hij de boze geesten. Hij liet niet toe dat die boze geesten iets zeiden, want zij wisten wie Hij was.
35Op een morgen stond Jezus voor dag en dauw op en ging alleen naar een stil plekje om te bidden. 36Later gingen Simon en de anderen Hem achterna. 37Toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij: ‘Iedereen is op zoek naar U.’ 38Maar Hij antwoordde: ‘Kom, wij gaan naar andere dorpen en steden hier in de buurt. Dan kan Ik de mensen daar ook over het goede nieuws van God vertellen. Daarvoor ben Ik immers gekomen.’
39Zo reisde Hij heel Galilea door en sprak overal in de synagogen. Uit vele mensen verjoeg Hij boze geesten.
40Op een dag kwam er een melaatse man naar Hem toe. Hij viel voor Jezus op zijn knieën en smeekte: ‘Als U wilt, kunt U mij genezen.’ 41Toen Jezus zag hoe erg die man eraan toe was, kreeg Hij medelijden met hem. 42Hij raakte hem aan en zei: ‘Dat wil Ik, word gezond!’ De melaatsheid verdween onmiddellijk en de man was helemaal genezen! 43Jezus vond het niet goed dat de man bij Hem bleef. 44‘Ga direct naar de priester,’ zei Hij streng, ‘en laat u onderzoeken. Pas op dat u niemand iets vertelt! Neem het offer mee dat volgens de wet van Mozes gebracht moet worden, als iemand van melaatsheid genezen is. Dan zal het voor iedereen duidelijk zijn dat u genezen bent.’ 45Maar de man kon het toch niet voor zich houden. Overal vertelde hij dat Jezus hem had genezen. Jezus kwam zo in de belangstelling te staan dat Hij niet meer onopgemerkt een stad kon binnengaan. Daarom bleef Hij maar buiten op het platteland. Maar ook daar wisten de mensen Hem te vinden.