Isaías 48 – CST & HTB

Nueva Versión Internacional (Castilian)

Isaías 48:1-22

El Israel obstinado

1»Escuchad esto vosotros,

los de la familia de Jacob,

descendientes de Judá,

que llevan el nombre de Israel;

que juran en el nombre del Señor,

e invocan al Dios de Israel,

pero no con sinceridad ni justicia.

2Vosotros que os llamáis ciudadanos de la ciudad santa

y confiáis en el Dios de Israel,

cuyo nombre es el Señor Todopoderoso:

3Desde hace mucho tiempo

anuncié las cosas pasadas.

Yo las profeticé;

yo mismo las di a conocer.

Actué de repente,

y se hicieron realidad.

4Porque yo sabía que eres muy obstinado;

que tu cuello es un tendón de hierro,

y que tu frente es de bronce.

5Por eso te declaré esas cosas desde hace tiempo;

te las di a conocer antes que sucedieran,

para que no dijeras:

“¡Fue mi ídolo quien las hizo!

¡Mi imagen tallada o fundida las dispuso!”

6De todo esto has tenido noticia,

¿y no vas a proclamarlo?

»Desde ahora te haré conocer cosas nuevas;

cosas que te son ocultas y desconocidas.

7Son cosas creadas ahora, y no hace tiempo;

hasta hoy no habías oído hablar de ellas,

para que no dijeras:

“¡Sí, ya las sabía!”

8Nunca habías oído ni entendido;

nunca antes se te había abierto el oído.

Yo sé bien que eres muy traicionero,

y que desde tu nacimiento te llaman rebelde.

9Por amor a mi nombre contengo mi ira;

por causa de mi alabanza me refreno,

para no aniquilarte.

10¡Mira! Te he refinado, pero no como a la plata;

te he probado en el horno de la aflicción.

11Y lo he hecho por mí, por mí mismo.

¿Cómo puedo permitir que se me profane?

¡No cederé mi gloria a ningún otro!

Liberación de Israel

12»Escúchame, Jacob,

Israel, a quien he llamado:

Yo soy Dios;

yo soy el primero, y yo soy el último.

13Con la mano izquierda afirmé la tierra,

y con la derecha desplegué los cielos.

Yo pronuncié su nombre,

y todos ellos aparecieron.

14»Reuníos, todos vosotros, y escuchad:

¿Quién de ellos ha profetizado estas cosas?

El amado del Señor

ejecutará su propósito contra Babilonia;

su brazo estará contra los caldeos.

15Solo yo he hablado;

solo yo lo he llamado.

Lo haré venir,

y triunfará en su misión.

16»Acercaos a mí, escuchad esto:

»Desde el principio, jamás hablé en secreto;

cuando las cosas suceden, allí estoy yo».

Y ahora el Señor omnipotente

me ha enviado con su Espíritu.

17Esto es lo que dice el Señor,

tu Redentor, el Santo de Israel:

«Yo soy el Señor tu Dios,

que te enseña lo que te conviene,

que te guía por el camino en que debes andar.

18Si hubieras prestado atención a mis mandamientos,

tu paz habría sido como un río;

tu justicia, como las olas del mar.

19Como la arena serían tus descendientes;

como los granos de arena, tus hijos;

su nombre nunca habría sido eliminado

ni borrado de mi presencia».

20¡Salid de Babilonia!

¡Huid de los caldeos!

Anunciad esto con gritos de alegría

y hacedlo saber.

Publicadlo hasta en los confines de la tierra;

decid: «El Señor ha redimido a su siervo Jacob».

21Cuando los guio a través de los desiertos,

no tuvieron sed;

hizo que de la roca brotara agua para ellos;

partió la roca, y manaron las aguas.

22«No hay paz para el malvado»,

dice el Señor.

Het Boek

Jesaja 48:1-22

De trouweloosheid van de mens en de trouw van God

1-2 Mijn volk, luister naar Mij. U zweert trouw aan de Here, maar u meent er geen woord van. U hebt de mond vol van wonen in de Heilige Stad en van vertrouwen op de God van Israël, maar in uw hart verwerpt u Mij, de Here van de hemelse legers. 3Steeds weer heb Ik u verteld wat in de toekomst zou gebeuren. Ik had dat nog niet gezegd of Ik liet mijn woorden werkelijkheid worden. 4Ik wist hoe hard en opstandig u bent. Uw nek is onbuigzaam als ijzer en uw hoofd hard als koper. 5Daarom vertelde Ik u van tevoren wat Ik ging doen, zodat u nooit zou kunnen zeggen: ‘Mijn afgod deed dit, mijn beeld liet het gebeuren!’ 6U hebt mijn aankondigingen gehoord en gezien hoe zij werkelijkheid werden, maar u weigert het toe te geven. Nu zal Ik u nieuwe dingen vertellen waarover Ik nog niet eerder heb gesproken. Geheimen die u nog nooit hebt gehoord. 7Dan kunt u niet zeggen: ‘Dat wisten wij allang!’ 8Ja, Ik zal u geheel nieuwe dingen vertellen, want Ik weet wat voor trouwelozen u bent, opstandelingen vanaf uw vroegste jeugd, door en door trouweloos. 9Ter wille van Mijzelf en van de eer van mijn naam zal Ik mijn toorn bedwingen en u niet wegvagen. 10Ik zal u louteren, niet als zilver, maar in de smeltoven van de ellende zal ik u beproeven. 11In mijn eigen belang zal Ik u mijn toorn besparen en u niet vernietigen. Als Ik dat wel zou doen, zouden de heidenen zeggen dat hun goden Mij hebben overwonnen. Ik sta mijn eer aan niemand af. 12Luister naar Mij, mijn volk, mijn uitverkorenen! Ik alleen ben God, Ik ben de eerste, Ik ben de laatste. 13Mijn hand legde de fundamenten voor de aarde, de palm van mijn rechterhand strekte de hemelen boven u uit, Ik roep ze en ze komen tevoorschijn. 14Kom allemaal bijeen en luister! Welke van al uw afgoden heeft u ooit verteld: ‘De Here houdt van de man die Hij zal gebruiken om een eind te maken aan het Babylonische rijk. Hij zal de legers van de Chaldeeën onder de voet lopen.’ 15Maar Ik zeg het. Ik heb hem geroepen, Ik heb hem dit laten doen en zal hem daarbij helpen. 16Kom dichterbij en luister goed. Ik heb u altijd duidelijk verteld wat zou gaan gebeuren, zodat u het allemaal goed kon begrijpen. En nu heeft de Here God door zijn Geest mij deze boodschap voor u gegeven: 17de Here, uw verlosser, de Heilige van Israël, zegt: Ik ben de Here, uw God, die u leert wat goed voor u is en die u de paden wijst waarlangs u moet lopen. 18Och, had u toch maar naar mijn geboden geluisterd! Dan had u vrede gehad als een kalmstromende rivier en als golven van gerechtigheid. 19Dan was u even talrijk geworden als het zand langs de zeeën van de wereld, te veel om te tellen. Dan was uw vernietiging niet nodig geweest.

20Verlaat Babel zingend en roep de einden van de aarde toe dat de Here zijn dienaren, het volk van Jakob, heeft verlost. 21Zij hadden geen dorst toen Hij hen door de woestijnen leidde, Hij spleet de rots en het water gutste eruit, zodat zij konden drinken. 22Maar, zo zegt mijn God, voor de goddelozen is er geen vrede.