列王紀下 15 – CCBT & HTB

Chinese Contemporary Bible (Traditional)

列王紀下 15:1-38

亞撒利雅做猶大王

1以色列耶羅波安執政第二十七年,猶大亞瑪謝的兒子亞撒利雅登基。 2他十六歲登基,在耶路撒冷執政五十二年。他母親叫耶可利雅,是耶路撒冷人。 3亞撒利雅效法他父親亞瑪謝,做耶和華視為正的事。 4然而,他沒有拆除邱壇,人們仍在那裡獻祭燒香。 5耶和華懲罰他,使他終生患痲瘋病。他另住別宮,他兒子約坦攝政,掌管宮中事務,治理國家。 6亞撒利雅其他的事及其一切所作所為都記在猶大的列王史上。 7亞撒利雅與祖先同眠後,葬在大衛城他的祖墳裡。他兒子約坦繼位。

撒迦利雅做以色列王

8猶大亞撒利雅執政第三十八年,耶羅波安的兒子撒迦利雅撒瑪利亞登基做以色列王,執政六個月。 9他做耶和華視為惡的事,重蹈祖先的覆轍,沒有離開尼八的兒子耶羅波安使以色列人犯的那些罪。 10雅比的兒子沙龍謀反,當眾殺了撒迦利雅,篡位做了以色列王。 11撒迦利雅其他的事都記在以色列的列王史上。 12這件事應驗了從前耶和華對耶戶的應許:「你的子孫必做以色列王,一直到第四代。」

沙龍做以色列王

13猶大烏西雅執政第三十九年,雅比的兒子沙龍登基,在撒瑪利亞執政一個月。 14迦底的兒子米拿現得撒撒瑪利亞殺了沙龍,篡位做了以色列王。 15沙龍其他的事及其謀反的經過都記在以色列的列王史上。

米拿現做以色列王

16那時,米拿現得撒起兵攻打提斐薩及其四境。因為城中的居民不肯打開城門投降,他就殺光他們,剖開所有孕婦的肚腹。 17猶大亞撒利雅執政第三十九年,迦底的兒子米拿現撒瑪利亞登基做以色列王,執政十年。 18他做耶和華視為惡的事,一生沒有離開尼八的兒子耶羅波安使以色列人犯的那些罪。 19亞述普勒犯境,米拿現獻給他三十七噸銀子,以獲得他的支持並鞏固自己的王權。 20這些銀子是米拿現以色列的所有富戶徵收來的,每人五百五十克。於是亞述王從以色列境內退兵回國。 21米拿現其他的事及其一切所作所為都記在以色列的列王史上。 22米拿現與祖先同眠後,他兒子比加轄繼位。

比加轄做以色列王

23猶大亞撒利雅執政第五十年,米拿現的兒子比加轄撒瑪利亞登基做以色列王,執政兩年。 24他做耶和華視為惡的事,沒有離開尼八的兒子耶羅波安使以色列人犯的那些罪。 25比加轄的一名將軍、利瑪利的兒子比加謀反,率領五十名基列人在撒瑪利亞王宮裡刺殺了比加轄亞珥歌伯亞利耶比加篡位做了以色列王。 26比加轄其他的事及其一切所作所為都記在以色列的列王史上。

比加做以色列王

27猶大亞撒利雅執政第五十二年,利瑪利的兒子比加撒瑪利亞登基做以色列王,執政二十年。 28他做耶和華視為惡的事,沒有離開尼八的兒子耶羅波安使以色列人犯的那些罪。

29以色列比加執政期間,亞述提革拉·毗列色來犯,奪取了以雲亞伯·伯·瑪迦亞挪基低斯夏瑣,佔領了基列加利利拿弗他利全境,把那裡的居民擄往亞述30烏西雅的兒子約坦執政第二十年,以拉的兒子何細亞謀反,殺了利瑪利的兒子比加,篡位做了以色列王。 31比加其他的事及其一切所作所為都記在以色列的列王史上。

約坦做猶大王

32利瑪利的兒子以色列比加執政第二年,猶大烏西雅的兒子約坦登基。 33他二十五歲登基,在耶路撒冷執政十六年。他母親叫耶路莎,是撒督的女兒。 34約坦效法他父親烏西雅,做耶和華視為正的事, 35但沒有拆毀邱壇,人們仍在那裡獻祭燒香。他執政期間,曾建造耶和華殿的上門。 36約坦其他的事及作為都記在猶大的列王史上。 37那時,耶和華差遣亞蘭利汛利瑪利的兒子比加攻打猶大38約坦與祖先同眠後,葬在大衛城他的祖墳裡。他兒子亞哈斯繼位。

Het Boek

2 Koningen 15:1-38

De koningen van Juda en Israël

1Toen Jerobeam zevenentwintig jaar in Israël aan de macht was, werd Azaria, de zoon van Amazia, koning over Juda. 2Jecholia, afkomstig uit Jeruzalem, was zijn moeder. Bij zijn troonsbestijging was hij zestien jaar. Hij regeerde tweeënvijftig jaar in Jeruzalem. 3Azaria was een goede koning en net als zijn vader Amazia deed hij wat goed is in de ogen van de Here. 4Maar evenals zijn voorgangers haalde hij de altaren op de heuvels waar zijn onderdanen offers en reukwerk verbrandden, niet weg. 5De Here trof hem met een huidziekte die hij tot aan zijn dood hield, hij leefde al die tijd in zijn eentje in een afgezonderd huis. Zijn zoon Jotham bestuurde het land in zijn plaats.

6De rest van de geschiedenis van Azaria is beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. 7Na zijn overlijden werd Azaria begraven bij zijn voorgangers in de Stad van David. Toen werd zijn zoon Jotham koning. 8De nieuwe koning van Israël was Zacharia, de zoon van koning Jerobeam. Zes maanden duurde zijn regering. Hij kwam aan de macht toen koning Azaria van Juda achtendertig jaar op de troon zat. 9In de ogen van de Here was Zacharia een goddeloze koning, net als zijn voorouders. Evenals Jerobeam de Eerste, de zoon van Nebat, moedigde hij zijn onderdanen aan bij het dienen van afgoden. 10Sallum, de zoon van Jabes, smeedde echter een complot tegen Zacharia, vermoordde hem voor de ogen van het volk en riep zichzelf uit tot koning.

11De overige gegevens van Zachariaʼs bewind zijn te vinden in de Kronieken van de koningen van Israël. 12Hiermee was de uitspraak van de Here tegenover Jehu werkelijkheid geworden: zijn zoon, kleinzoon en achterkleinzoon waren koning geworden.

13De nieuwe koning van Israël was Sallum, de zoon van Jabes. Sallum regeerde slechts één maand. In Juda regeerde toen koning Uzzia, die aan zijn negenendertigste regeringsjaar bezig was. 14Eén maand nadat Sallum koning was geworden, kwam Menahem, de zoon van Gadi, vanuit Tirza naar Samaria. Hij vermoordde de koning en riep zichzelf tot nieuwe koning uit. 15Verdere gegevens over koning Sallum en zijn samenzwering zijn te vinden in de Kronieken van de koningen van Israël. 16Menahem verwoestte de stad Tifsah en het omliggende gebied tot aan Tirza, want de inwoners van de stad weigerden hem als koning te erkennen. Hij doodde de hele bevolking en hakte de zwangere vrouwen in stukken. 17Menahem werd de nieuwe koning van Israël. Zijn bewind in Samaria duurde tien jaar en begon toen koning Azaria van Juda al negenendertig jaar aan de macht was. 18Menahem was echter een goddeloze koning. Hij vereerde afgoden, net als koning Jerobeam de Eerste, die de Israëlieten had aangevoerd bij het bedrijven van de ergste zonden. 19-20 Toen deed koning Pul van Assyrië een inval in het land. Koning Menahem kocht hem echter af met een geschenk van dertigduizend kilo zilver, zodat zijn macht nog groter zou worden. Menahem haalde dat geld bij de rijken vandaan. Hij liet hen een extra belasting van vijfhondervijftig gram zilver per persoon betalen!

21De verdere geschiedenis van koning Menahem staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël. 22Na zijn dood werd zijn zoon Pekahia de nieuwe koning.

23Pekahia, de zoon van koning Menahem, werd de nieuwe koning van Israël. Zijn bewind in Samaria duurde twee jaar. Koning Azaria van Juda zat toen al vijftig jaar op de troon.

24Ook Pekahia was een goddeloze koning en zette de afgodenverering voort die was begonnen onder Jerobeam de Eerste. Jerobeam had de Israëlieten indertijd op dat verkeerde spoor gebracht. 25Pekah, de zoon van Remalia, de opperbevelhebber van zijn leger, smeedde samen met vijftig mannen uit Gilead een complot en vermoordde hem in het paleis in Samaria. Bij die gelegenheid werden ook Argob en Arje gedood. Zo werd Pekah de nieuwe koning. 26De verdere geschiedenis van koning Pekahia is te lezen in de Kronieken van de koningen van Israël.

27Pekah, de zoon van Remalia, werd de nieuwe koning van Israël. Zijn regering duurde twintig jaar. Ook hij was een tijdgenoot van koning Azaria van Juda, die daar al tweeënvijftig jaar koning was. 28Pekah was ook een goddeloze koning en volgde het voorbeeld van Jerobeam de Eerste, de zoon van Nebat, die heel Israël aanvoerde in de zonde van de afgodendienst. 29Tijdens Pekahs bewind viel de Assyrische koning Tiglatpileser Israël aan. Hij nam de steden Ijhon, Abel-Bet-Maächa, Janoah, Kedes, Hazor, Gilead en Galilea, heel het gebied van Naftali in. De bevolking werd in ballingschap naar Assyrië weggevoerd. 30Toen smeedde Hosea, de zoon van Ela, een complot tegen Pekah en vermoordde hem. De nieuwe koning van Israël werd Hosea. Hij was een tijdgenoot van Jotham, de zoon van Uzzia, die sinds twintig jaar koning van Juda was.

31De verdere gebeurtenissen tijdens de regering van Pekah staan te lezen in de Kronieken van de koningen van Israël. 32-33 De nieuwe koning van Juda was Jotham, de zoon van koning Uzzia. Bij zijn troonsbestijging was hij vijfentwintig jaar. Zestien jaar duurde zijn bewind in Jeruzalem. Zijn moeder was Jerusa, de dochter van Zadok. In Israël regeerde Pekah, de zoon van Remalia, die op dat moment twee jaar aan de macht was. 34-35 Jotham was over het algemeen een goede koning. Evenals zijn vader Uzzia volgde hij de Here. Maar de altaren op de heuvels werden niet verwoest, zodat zijn onderdanen daar hun offers en reukwerk bleven verbranden. Tijdens Jothams bewind werd de bovenste poort van de tempel van de Here gebouwd.

36De rest van Jothams geschiedenis staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. 37In die dagen zorgde de Here ervoor dat koning Rezin van Syrië en koning Pekah van Israël samen Juda aanvielen. 38Na zijn dood werd Jotham begraven bij de andere koningen van Juda op de koninklijke begraafplaats in de Stad van David. Zijn zoon Achaz volgde hem op als koning.