约书亚记 19 – CCB & HTB

Chinese Contemporary Bible (Simplified)

约书亚记 19:1-51

西缅支派分到的土地

1西缅支派按宗族得到第二签,所得的产业在犹大人的疆界内, 2别示巴摩拉大3哈萨·书亚巴拉以森4伊利多拉比土力何珥玛5洗革拉伯·玛加博哈萨·苏撒6伯·利巴勿沙鲁险共十三座城及其附近的乡村, 7还有亚因利门以帖亚珊四座城及其村庄, 8包括周围所有的村庄,远至巴拉·比珥,即南边的拉玛。这些都是西缅支派按宗族所得的产业。 9西缅人的产业是从犹大人的产业中拨出来的,因为犹大支派所分到的地区过于广大,所以要拨出一部分来分给西缅人。

西布伦支派分到的土地

10西布伦人按宗族得了第三签,他们分到的土地远至撒立11撒立向西到玛拉拉大巴设,直到约念东边的小河; 12撒立向东到吉斯绿·他泊的边界,经大比拉、直到雅非亚13再往东,经迦特·希弗以特·加汛临门,直到尼亚14北上转向哈拿顿,直到伊弗他·伊勒山谷。 15还有加他拿哈拉伸仑以大拉伯利恒,共十二座城及其附近的乡村。 16以上这些城邑和乡村是西布伦人按宗族所得的产业。

以萨迦支派分到的土地

17以萨迦人按宗族得了第四签, 18他们的土地包括耶斯列基苏律书念19哈弗连示按亚拿哈拉20拉璧基善亚别21利蔑隐·干宁隐·哈大伯·帕薛22他泊沙哈洗玛伯·示麦,直到约旦河,共十六座城及其附近的乡村。 23这些城邑和乡村都是以萨迦支派按宗族分到的产业。

亚设支派分到的土地

24亚设支派按宗族得了第五签, 25他们得到的土地包括黑甲哈利比田押煞26亚拉米勒亚末米沙勒,西至迦密希曷·立纳27然后向东到伯·大衮西布伦,北到伊弗他·伊勒谷,经伯·以墨尼业直到迦步勒的北部; 28再经义伯仑利合哈门加拿直到西顿大城; 29再转到拉玛、坚固的泰尔城,然后转到何萨亚革悉一带,直到地中海。 30还有乌玛亚弗利合,共二十二座城及其附近的乡村。 31这些城邑和乡村都是亚设支派按宗族分到的产业。

拿弗他利支派分到的土地

32拿弗他利人按宗族得了第六签, 33他们的边界从希利弗撒拿音的橡树、亚大米·尼吉雅比聂拉共,再到约旦河; 34又向西到亚斯纳·他泊户割,南接西布伦,西接亚设,东接约旦19:34 约旦河”參照七十士译本,希伯来文作“约旦河的犹大”。35还包括以下坚城:西丁侧耳哈末拉甲基尼烈36亚大玛拉玛夏琐37基低斯以得来隐·夏琐38以利隐密大·伊勒和琏伯·亚纳伯示麦,共十九座城及其附近的乡村。 39这些城邑和乡村都是拿弗他利支派按宗族分到的产业。

但支派分到的土地

40支派按宗族得了第七签, 41他们的土地包括琐拉以实陶伊珥·示麦42沙拉宾亚雅仑伊提拉43以伦亭拿他以革伦44伊利提基基比顿巴拉45伊胡得比尼·比拉迦特·临门46美·耶昆拉昆约帕对面的一带。 47支派无法夺取他们的土地,于是就去攻打利善城,杀了城内的居民,占据了这座城,用他们祖先的名字把城改为48这些城邑和村庄都是支派按宗族得到的产业。

约书亚分得之地

49以色列各族把地分配完毕以后,又从中划出土地给嫩的儿子约书亚50以色列人遵从耶和华的吩咐,把约书亚想要的以法莲山区的亭拿·西拉城分给他。约书亚重修那城,住在那里。

51以上是祭司以利亚撒的儿子约书亚以色列各支派的首领,在示罗的会幕门口,在耶和华面前抽签所分配的土地。至此,他们把地分完了。

Het Boek

Jozua 19:1-51

Land voor de overige stammen

1De stam van Simeon kreeg als volgende een stuk land toegewezen dat midden in het eerder aan Juda toegewezen gebied lag. 2-7Hun erfdeel omvatte de volgende zeventien steden met de daarbij behorende dorpen: Berseba, Seba, Molada, Hazar-Sual, Bala, Ezem, Eltholad, Bethul, Chorma, Ziklag, Bet-Hammarchaboth, Hazar-Susa, Bet-Lebaoth, Saruhen, Aïn, Rimmon, Ether en Asan. 8De steden die zich naar het zuiden uitstrekten tot aan Baälath-Beër (ook wel Rama in de Negev genoemd), werden aan de stam van Simeon gegeven. 9Zo kwam het erfdeel van Simeons stam uit het vroegere gebied van Juda, want dat gebied bleek te groot te zijn voor Juda.

10De derde stam die land kreeg toegewezen, was die van Zebulon. De grens daarvan begon aan de zuidzijde van Sarid. 11Vandaar ging hij in westelijke richting naar Marala en Dabbeseth, tot hij de rivier ten oosten van Jokneam bereikte. 12In de tegenovergestelde richting liep de grens naar het oosten, naar de grens van Chisloth-Thabor en vandaar naar Dobrath en Jafia. 13Verder naar het oosten raakte de grenslijn Gath-Chefer, Eth-Kazin en Rimmon en draaide in de richting van Nea. 14De noordgrens van Zebulon liep langs Hannathon en eindigde bij de vallei van Jiftah-El. 15-16 De steden in deze gebieden, zonder de bovengenoemde, omvatten Kattath, Nahalal, Simron, Idala, Bethlehem en alle omliggende dorpen. Samen waren er twaalf van zulke steden.

17-23De vierde stam waaraan land werd toegewezen, was die van Issachar. Zijn grenzen omvatten de volgende steden: Jizreël, Chesulloth, Sunem, Hafaraïm, Sion, Anacharath, Rabbith, Kisjon, Ebez, Remeth, En-Gannim, En-Hadda, Bet-Pazez, Thabor, Sahazima en Bet-Semes, in totaal zestien steden, elk met de haar omringende dorpen. De grens van Issachar eindigde aan de Jordaan.

24-26De stam van Aser was de vijfde die land kreeg toegewezen. De grenslijnen omvatten de volgende steden: Helkath, Hali, Beten, Achsaf, Allammelech, Amad en Misal. De westelijke grens liep van de Karmel naar de rivier Libnath, 27ging daar in oostelijke richting verder naar Bet-Dagon en liep tot aan Zebulon in de vallei van Jiftah-El, noordelijk voorbij de steden Bet-Emek en Nehiël. Daarna liep hij verder oostelijk naar Chabul, 28Ebron, Rechob, Hammon, Kana en Groot-Sidon. 29Vanaf dat punt liep de grens in de richting van Rama en de versterkte stad Tyrus en bereikte de Middellandse Zee bij Hosa. Het gebied omvatte ook Chebel, Achzib, 30-31 Umma, Afek en Rechob, in totaal tweeëntwintig steden met de omringende dorpen.

32De zesde stam die gebied kreeg toegewezen, was die van Naftali. 33Zijn grens begon bij Juda bij Zaänannim en strekte zich via Adami-Nekeb, Jabneël en Lakkum uit tot de Jordaan. 34De westgrens liep naar Aznoth-Thabor en via Hukkok naar de grens van Zebulon in het zuiden, met de grens van Aser in het westen en de Jordaan in het oosten. 35-39De versterkte steden die in dit gebied lagen, waren: Ziddim, Zer, Hammath, Rakkath, Chinnereth, Adama, Rama, Hazor, Kedes, Edreï, En-Hazor, Jiron, Migdal-El, Horem, Bet-Anath en Bet-Semes. Het gebied omvatte dus negentien steden met de omringende dorpen.

40De laatste stam die zijn gebied kreeg toegewezen, was die van Dan. 41-46De steden in zijn gebied waren: Zora, Estaol, Ir-Semes, Saälabbin, Ajalon, Jithla, Elon, Timnata, Ekron, Elteké, Gibbethon, Baälath, Jehud, Bené-Barak, Gath-Rimmon, Mé-Jarkon, Rakkon en het gebied tegenover Jafo. 47-48 De Dannieten lieten zich terugdringen in het gebergte, waardoor hun gebied te klein werd. Daarom namen de Dannieten de stad Lesem in, doodden de inwoners en vestigden zich daar. Zij noemden die stad Dan, naar hun stamvader.

49Zo werd al het land onder de stammen verdeeld en werden de grenslijnen getrokken. Het volk gaf een speciaal stuk land aan Jozua, 50want de Here had gezegd dat hij elke stad mocht hebben die hij maar wilde. Jozua koos Timnath-Serach in het heuvelgebied van Efraïm, hij herbouwde de stad en woonde er voortaan. 51De priester Eleazar, Jozua en de stamleiders van Israël hadden de leiding van de heilige loting waarmee het land onder de stammen werd verdeeld. Dit had plaats onder het oog van de Here bij de ingang van de tabernakel in Silo.