1 Летопись 10 – CARST & HTB

Священное Писание (Восточный перевод), версия для Таджикистана

1 Летопись 10:1-14

Гибель Шаула и его сыновей

(1 Цар. 31:1-13)

1Филистимляне воевали с Исроилом, и исроильтяне бежали от них и падали сражёнными на горе Гильбоа. 2Филистимляне нагнали Шаула и его сыновей и убили Ионафана, Авинадава и Малик-Шуа. 3Вокруг Шаула разгорелась жестокая битва. Лучники нашли его и ранили.

4Шаул сказал своему оруженосцу:

– Обнажи свой меч и заколи меня, иначе эти необрезанные придут и станут глумиться надо мной.

Но его оруженосец не решился сделать это, потому что сильно испугался. Тогда Шаул взял свой меч и бросился на него. 5Когда оруженосец увидел, что Шаул мёртв, он тоже бросился на свой меч и умер. 6Так погибли Шаул и его три сына, и вместе с ними погиб весь его дом.

7Увидев, что войско разбежалось, а Шаул и его сыновья погибли, все исроильтяне, которые были в долине, оставили свои города и тоже бежали. А филистимляне пришли и заняли их.

8На следующий день, когда филистимляне пришли грабить мёртвых, они нашли Шаула и его сыновей, павших на горе Гильбоа. 9Они обобрали Шаула, отрубили ему голову, сняли с него оружие и послали вестников по всей филистимской земле, чтобы возвестить об этом в капище своих идолов и народу. 10Они положили его оружие в храме своих богов, а голову его повесили в храме Дагона10:10 Дагон – главный бог филистимлян, возможно, бог грозы или растительности..

11Когда весь Иавеш Галаадский услышал обо всём, что филистимляне сделали с Шаулом, 12то все их храбрые воины отправились в путь, взяли тела Шаула и его сыновей и перенесли их в Иавеш. Они погребли их кости под иавешским дубом и постились семь дней.

13Шаул погиб, потому что нарушил верность Вечному. Он не слушался слова Вечного, он обратился с вопросом к колдунье, 14а не к Вечному. И Вечный предал его смерти и передал его царство Довуду, сыну Есея.

Het Boek

1 Kronieken 10:1-14

De dood van Saul

1De Filistijnen vielen de Israëlitische troepen aan en behaalden een overwinning. De Israëlieten sloegen op de vlucht en velen sneuvelden op de hellingen van de berg Gilbóa. 2Saul en zijn drie zonen Jonathan, Abinadab en Malkisua werden in het nauw gedreven en de drie zonen werden gedood. 3-4 Saul was al enige malen aan een benarde situatie ontkomen, toen de Filistijnse boogschutters hem opnieuw in het nauw dreven. Hij werd nu doodsbang en riep naar zijn lijfwacht: ‘Snel, dood mij met je zwaard, voordat deze onbesneden heidenen mij gevangennemen en wraak op mij nemen.’ Maar de wapendrager durfde dat niet. Daarop nam Saul zijn eigen zwaard en liet zich erin vallen. 5Toen zijn lijfwacht zag dat hij dood was, liet ook hij zich in zijn zwaard vallen. 6Zo stierven Saul en zijn drie zonen, het hele gezin kwam op één dag om het leven. 7Toen de Israëlieten beneden in het dal hoorden dat Saul en zijn zonen waren omgekomen en dat het leger was gevlucht, verlieten zij hun steden in een overhaaste vlucht. De Filistijnen maakten daarvan dankbaar gebruik en vestigden zich daar.

8Toen de Filistijnen de volgende dag teruggingen naar het slagveld om de lijken te beroven en de buit te verzamelen, vonden zij de lichamen van Saul en zijn zonen op de berg Gilboa. 9Zij namen Sauls wapenrusting mee en hakten zijn hoofd af. Deze overwinningstekens stuurden zij hun land rond en zij dankten hun afgoden voor de prachtige overwinning. 10Sauls wapenrusting werd aan de muur van de afgodentempel gehangen en zijn hoofd spijkerden zij aan de muur van de tempel van Dagon. 11Maar toen de inwoners van de stad Jabes in Gilead hoorden wat de Filistijnen met Saul hadden gedaan, 12gingen hun moedigste strijders op weg en brachten zijn lichaam en die van zijn zonen terug. Daarna begroeven zij hen onder een eik bij Jabes en huilden en rouwden zeven dagen lang om hen.

13Saul stierf om zijn ongehoorzaamheid aan de Here en omdat hij een waarzegster had geraadpleegd 14in plaats van de Here om leiding te vragen. Daarom doodde de Here hem en gaf het koninkrijk aan David, de zoon van Isaï.