Езекиил 26 – CARST & HTB

Священное Писание (Восточный перевод), версия для Таджикистана

Езекиил 26:1-21

Пророчество о Тире

1В одиннадцатом году, в первый день месяца (587 (586) г. до н. э.), было ко мне слово Вечного:

2– Смертный, за то, что Тир, насмехаясь, сказал об Иерусалиме: «Вот! Врата народов разрушены, распахнуты для меня. Он опустошён, и теперь я буду благоденствовать», 3Владыка Вечный говорит: «Я твой противник, Тир. Я подниму против тебя многие народы, подобно тому, как море вздымает волны. 4Они сломают твои стены и разрушат твои башни, а Я вымету из тебя пыль и сделаю голой скалой. 5Посреди моря ты станешь местом, где раскидывают рыбацкие сети, потому что Я так сказал, – возвещает Владыка Вечный. Ты будешь разграблен народами, 6а твои селения на земле будут преданы мечу. Тогда ты узнаешь, что Я – Вечный».

7Ведь так говорит Владыка Вечный: «Смотрите, Я веду с севера на Тир Навуходоносора, царя Вавилона, царя царей, с конями и колесницами, всадниками и огромным, могучим войском. 8Он опустошит твои селения на земле мечом. Он возведёт против тебя осадные валы, сделает насыпь у твоих стен и обратит против тебя щиты. 9Он прикажет бить в твои стены таранами и разрушить твои башни кирками. 10Коней у него будет так много, что поднятая ими пыль покроет тебя. Твои стены дрогнут от топота его боевых коней, повозок и колесниц, когда он войдёт в твои ворота, как входят в город, стены которого были пробиты. 11Копыта его коней будут попирать твои улицы. Он перебьёт твоих жителей мечом, и твои мощные колонны рухнут на землю. 12Твои богатства разграбят, твои товары расхитят. Твои стены сломают, роскошные дома разрушат, а камни, дерево и мусор бросят в море. 13Я положу конец твоим шумным песням, и музыка твоих арф смолкнет. 14Я сделаю тебя голой скалой; ты станешь местом, где раскидывают рыбацкие сети. Ты никогда не будешь вновь отстроен, потому что Я, Вечный, так сказал», – возвещает Владыка Вечный.

15Так говорит Тиру Владыка Вечный:

– Неужели побережье не вздрогнет от шума твоего падения, когда застонут раненые, когда в тебе начнётся резня? 16Тогда властители побережья сойдут с престолов, сбросят мантии и снимут расшитые одежды. Охваченные трепетом, они будут сидеть на земле, вздрагивая каждый миг и ужасаясь твоей доле. 17Они поднимут о тебе плач; они скажут тебе:

«Как сгинул ты, славный город,

мореходами населённый!

Ты был силою на морях,

ты и твои горожане,

что наводили страх

на всё побережье.

18Ныне, в день твоего падения,

содрогаются берега;

острова, что на море,

ужасаются твоей гибели».

19Так говорит Владыка Вечный:

– Когда Я сделаю тебя опустошённым городом, подобным тем городам, где никто больше не живёт, когда Я сомкну над тобой океанскую бездну, и её великие воды покроют тебя, 20тогда Я сведу тебя с теми, кто спускается в пропасть, к тем, кто жил в древности. Я поселю тебя в нижнем мире, среди вековечных развалин, с теми, кто спускается в пропасть, чтобы ты больше не был населён и не занял места26:20 Или: «…населён, и Я дам красоту». на земле живых. 21Я пошлю тебе страшный конец, и тебя не станет. Тебя будут искать, но не найдут, – возвещает Владыка Вечный.

Het Boek

Ezechiël 26:1-21

De verwoesting van Tyrus

1Op de eerste dag van de maand, in het elfde jaar na koning Jojakins gevangenneming, kreeg ik een boodschap van de Here. 2‘Mensenzoon, Tyrus was blij om de val van Jeruzalem en riep: “Ha! De stad die de winstgevende noord-zuid handelsroutes langs de kust en langs de Jordaan beheerste, is gevallen. Nu kan ik mijn gang gaan! Zij is verwoest en nu kan ik haar winsten overnemen!”

3Daarom zegt de Oppermachtige Here: “Pas maar op, Tyrus. Ik heb Mij tegen u gekeerd en zal zorgen dat de volken als de golven van de zee op u inbeuken. 4Zij zullen de muren van Tyrus verwoesten en haar torens omverhalen. Ik zal haar puin wegschrapen en haar tot een kale rots maken. 5Het zal een onbewoond eiland worden, midden in de zee, een plaats waar vissers hun netten te drogen hangen, want Ik heb het gezegd,” stelt de Oppermachtige Here. “Tyrus zal de prooi van vele naties worden 6en haar dochtersteden op het vasteland zullen met het zwaard worden verwoest. Dan zal zij weten dat Ik de Here ben.” 7Want de Oppermachtige Here zegt: “Ik zal Nebukadnezar, de grote koning van Babel, tegen Tyrus laten optrekken met een groot leger, ruiters en strijdwagens. 8Eerst zal hij uw dochtersteden verwoesten en daarna zal hij uw stad op het vasteland aanvallen door er een belegeringswal en een dak van schilden tegenaan te zetten. 9Hij zal met stormrammen tegen uw muren beuken en met voorhamers uw torens afbreken. 10De hoeven van zijn paarden zullen de stad in stofwolken hullen en de muren zullen beven als de paarden door uw verwoeste poorten galopperen, met strijdwagens achter hen aan. 11De ruiters zullen door de straten van de stad stormen en uw inwoners afslachten. Uw beroemde, hoge pilaren zullen wankelen en neerstorten. 12Zij zullen uw rijkdommen en uw koopwaar plunderen en uw muren met de grond gelijkmaken. Zij zullen uw mooie huizen verwoesten en uw stenen, balken en puin in zee storten. 13Ik zal een einde maken aan uw muziek en liederen. De klank van de harpen zal nooit meer in uw midden worden gehoord. 14Ik zal van uw eiland een kale rots maken, een plaats waar vissers hun netten drogen. En nooit zult u weer worden opgebouwd, want Ik, de Here, heb het gezegd. 15Het hele kustgebied zal beven door uw val, de gewonden zullen schreeuwen terwijl de slachtpartij doorgaat. 16Alle heersers van de grote havensteden zullen dan van hun tronen naar beneden komen, hun mantels afleggen, hun prachtige kleren uittrekken en bevend van angst, door wat zij hebben zien gebeuren, op de grond gaan zitten. 17Zij zullen om u treuren en dit klaaglied zingen: ‘O machtige stad op het eiland die de zee terroriseerde met uw vloot, iedereen in uw gebied had angst voor u. 18De eilanden beven door uw val. Verbijsterd kijken zij toe.’ ” 19Want de Oppermachtige Here zegt: “Ik zal Tyrus met de grond gelijkmaken. Vreselijke golven zullen over u heenslaan. De zee zal u opslokken. 20Ik zal u in het graf laten afdalen, waar u naast mensen uit een ver verleden zult liggen. Uw stad zal erbij liggen als een oude ruïne. Een dode stad, net als zij in de onderwereld die al lang geleden het dodenrijk betraden. U zult nooit meer worden bewoond, noch schoonheid vertonen in het land van de levenden. 21Ik zal u tot een afschrikwekkend voorbeeld maken, u zult voorgoed verdwijnen. U zult worden gezocht, maar niemand zal u ooit kunnen terugvinden,” zegt de Oppermachtige Here.’