Предостережения против глупости
1Сын мой, если ты поручился за другого
и гарантировал возмещение долгов чужого,
2то ты был пойман на слове,
попался в ловушку собственных слов.
3И тогда, сын мой, вот что сделай, чтобы спастись,
раз ты попал в руки другого:
пойди, поспеши6:3 Или: «унижайся».
и мольбами его осади!
4Не давай глазам своим сна
и не смыкай век своих.
5Спасайся, как газель из руки охотника,
как птица из силков птицелова.
6Пойди к муравью, лежебока,
посмотри на труды его и будь мудрым!
7Нет у него ни начальника,
ни надсмотрщика, ни правителя,
8но он запасается летом пищей,
собирает себе еду во время жатвы.
9Сколько валяться тебе, лежебока?
Когда же ты пробудишься ото сна?
10Немного поспишь, немного подремлешь,
немного, руки сложив, полежишь,
11и придёт к тебе нищета, как грабитель6:11 Или: «как бродяга».,
настигнет нужда, как разбойник6:11 Или: «как попрошайка»..
12Негодяй и злодей
ходит с лживой речью,
13подмигивает глазами,
подаёт знаки ногами
и тычет пальцами.
14Ложь в его сердце;
он замышляет зло
и постоянно сеет раздор.
15К такому нежданно придёт беда;
он будет внезапно погублен – без исцеления.
16Шесть вещей ненавидит Вечный,
даже семь, что Ему отвратительны:
17надменные глаза,
лживый язык,
руки, что льют невинную кровь,
18сердце, что вынашивает нечестивые замыслы,
ноги, что скоры бежать к злу,
19лжесвидетель, что дышит ложью,
и тот, кто меж братьями сеет раздор.
Ещё одно предостережение против нарушения супружеской верности
20Сын мой, храни повеления своего отца
и не отвергай поучения своей матери.
21Навсегда навяжи их на сердце;
обвяжи их вокруг шеи.
22Когда ты пойдёшь, они тебя поведут,
когда ты уснёшь, они тебя будут охранять,
когда ты встанешь, они дадут тебе совет.
23Ведь повеления эти – светильник,
наставление – свет,
а назидательное обличение – путь к жизни,
24хранящие тебя от дурной женщины,
от льстивого языка чужой жены.
25Не желай в своём сердце её красоты;
не давай ей увлечь тебя ресницами,
26ведь из-за блудницы нищают до куска хлеба6:26 Или: «ведь плата блудницы – лишь кусок хлеба».,
а связь с чужой женой может стоить тебе жизни.
27Разве можно за пазуху взять огонь
и не прожечь одежду?
28Разве можно ходить по горячим углям
и не обжечь ног?
29Так и тот, кто спит с женой другого:
никто из коснувшихся её не останется безнаказанным.
30Не презирают вора, когда из-за голода он крадёт
лишь для того, чтоб насытиться.
31Но и тогда, будучи пойман, заплатит он сполна6:31 Букв.: «семикратно».,
отдав всё добро своего дома.
32Но кто ложится с чужой женой – безрассуден;
поступающий так сам себя губит.
33Побои и срам он получит,
и позор его не изгладится;
34ведь ревность приводит мужа в ярость,
и не сжалится он, когда будет мстить.
35Никакого откупа он не примет,
не захочет подарка, какого бы ты ни давал.
1-2 Mijn zoon, het kan gebeuren dat je je voor iemand borg stelt, dat je garant staat voor zijn schuld en dan aan je woord wordt gehouden.
3Doe dan het volgende, mijn zoon: breng de zaak snel in het reine, want je naaste heeft een vordering op jou. Bezoek de schuldeiser en zeg hem dat je zult betalen en dwing de schuldenaar, voor wie je borg staat, alsnog het geld bijeen te brengen.
4Slaap daar niet eerst een nachtje over, maar regel zulke zaken snel.
5Want op dat moment ben je de prooi van de eiser, zoals hert en vogel prooi zijn van de jager. Dus breng jezelf in veiligheid.
6Neem een voorbeeld aan de mieren, luiaard! Kijk eens naar hun nijvere arbeid en word wijs.
7Want ook al hebben mieren dan geen leider,
8toch leggen zij ʼs zomers voedselvoorraden aan en verzamelen zij hun eten in de oogsttijd.
9Hoelang blijf je nog op je rug liggen, luiaard? Wanneer word je eindelijk eens wakker?
10Nog even slapen, nog even soezen, nog even lekker liggen,
11maar dan komt de armoede over je en maar al te snel zul je gebrek lijden.
12Een nietsnut en dwarsligger kun je gemakkelijk herkennen, je hoeft hem alleen maar aan te horen.
13Let maar op hoe hij kijkt, hoe hij met zijn voeten stampt en met zijn vinger wijst.
14Waar zijn hart vol van is, loopt zijn mond van over. Hij heeft voortdurend kwaad in de zin en zorgt altijd voor onenigheid.
15Daarom zal hij snel aan zijn einde komen; wat hem treft, is ongeneeslijk.
16Er zijn veel dingen die de Here haat en zeker zeven waarvan Hij een afkeer heeft:
17hoogmoed, liegen, moorden,
18slechte plannen smeden, met plezier kwaad doen,
19vals getuigen en verdeeldheid zaaien onder broeders.
20Mijn zoon, houd je vast aan de geboden die je vader je gaf, aan de wet waarnaar je moeder leefde.
21Berg ze diep in je hart en leef ernaar, zodat ze je zullen sieren.
22Zij zijn een gids op je levensweg, een beschermer wanneer je slaapt en een raadgever wanneer je wakker wordt.
23Want het gebod is een lamp en de wet een licht, en om de weg naar het leven te vinden, zijn wijze waarschuwingen nodig.
24Zij beschermen je tegen de slechte vrouw en de gladde tong van een vreemdelinge.
25Laat haar schoonheid niet doordringen tot je hart en pas op dat ze je niet vangt met haar verleidelijke ogen.
26Want de omgang met een hoer heeft tot gevolg dat je droog brood eet en bij zoʼn overspelige vrouw is zelfs je ziel in het geding.
27Zou iemand die met vuur speelt, zich niet branden?
28Iemand die op kolen loopt, geen blaren op zijn voeten krijgen?
29Dat geldt ook voor degene die zijn handen niet van andermans vrouw kan afhouden: die zal zijn straf zeker niet ontlopen.
30Dan komt iemand die steelt omdat hij honger heeft, er beter vanaf.
31Is hij eenmaal opgespoord, dan moet hij misschien zelfs met alles wat hij bezit, dubbel en dwars terugbetalen.
32Maar iemand die overspel pleegt, heeft zijn verstand verloren, want daaraan gaat ook de ziel kapot.
33Schade en schande zijn zijn deel, zijn wandaad wordt niet meer vergeten.
34Jaloezie is een vuurgloed in een man en overspel wordt niet vergeven, wel gewroken.
35Van verzoening wil hij niet weten, wat je hem ook aanbiedt.
