Забур 83 – CARSA & HTB

Священное Писание (Восточный перевод), версия с «Аллахом»

Забур 83:1-13

Песнь 83

1Дирижёру хора. Под гиттит83:1 Гиттит – см. сноску на 80:1.. Песнь потомков Кораха.

2Как прекрасно Твоё жилище,

Вечный, Повелитель Сил!

3Истомилась моя душа,

стремясь во дворы храма Вечного;

сердце моё и плоть

поют Богу живому.

4Даже воробей находит себе дом,

и ласточка – гнездо,

чтобы вывести своих птенцов,

у Твоего жертвенника,

о Вечный, Повелитель Сил,

Царь мой и Бог мой.

5Благословенны живущие в доме Твоём;

они непрестанно будут восхвалять Тебя. Пауза

6Благословен человек, сила которого в Тебе,

в чьём сердце есть желание отправиться в Иерусалим.

7Проходя долиною Плача83:7 Или: «долиною Баха».,

они открывают в ней источники,

и дождь покрывает её водоёмами83:7 Или: «благословением»..

8Они крепнут всё больше и больше,

и каждый предстаёт перед Аллахом на Сионе.

9Вечный, Бог Сил, услышь мою молитву;

внемли мне, Бог Якуба. Пауза

10Взгляни, Аллах, на царя, на щит наш83:10 Или: «Взгляни, Аллах, Щит наш».;

посмотри с благоволением на помазанника Своего.

11Один день во дворах Твоего храма

лучше тысячи вне его стен.

Лучше быть у порога дома Аллаха,

чем жить в шатрах у нечестивых.

12Потому что Вечный Бог – наше солнце и щит;

Вечный даёт благодать и славу.

Тех, кто ходит непорочно,

Он не лишает благ.

13О Вечный, Повелитель Сил,

благословен человек, надеющийся на Тебя.

Het Boek

Psalmen 83:1-19

1Een psalm van Asaf.

2Laat iets van U horen, o God.

Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.

3Uw tegenstanders gaan tekeer.

De mensen die U haten, krijgen de overhand.

4Zij beramen aanslagen tegen uw volk

en overleggen hoe zij uw volgelingen kunnen aanvallen.

5Zij zeggen tegen elkaar:

‘We gaan dat hele volk uitroeien.

Niemand kent dan nog het volk van Israël.’

6Zij waren het al snel eens

en hebben een verdrag gesloten

om gezamenlijk tegen U op te staan.

7De Edomieten en Ismaëlieten,

de Moabieten en de Hagarenen.

8De Gebalieten, Ammonieten en Amalekieten,

en ook de Filistijnen,

samen met de inwoners van de stad Tyrus.

9Ook Assur kwam erbij,

het helpt de nakomelingen van Lot.

10Doe met hen maar hetzelfde

als U met de Midjanieten deed

en als met Sisera.

Of zoals met Jabin bij de rivier de Kison.

11Zij werden bij Endor verslagen en gedood,

hun lijken dienden als mest voor het land.

12Dood hun leiders,

zoals U met de koningen Oreb en Zeëb hebt gedaan.

Doe met hun koningen hetzelfde als U deed

met de Midjanitische koningen Zebah en Zalmuna.

13Want zij wilden uw land in bezit nemen.

14Mijn God, laat hen zweven

als de zaadjes van een distel,

blaas hen weg

als kaf dat door de wind wordt verdreven.

15Zoals het vuur een bos verbrandt

en de vlammen de bergen roodgloeiend maken,

16achtervolg hen zo met uw storm,

jaag hun schrik aan met uw wervelwind.

17Maak hen te schande,

misschien zullen zij dan ooit

nog eens naar U zoeken, Here.

18Laten zij zich schamen

en door schrik overmand worden,

laat hen door de grond gaan van berouw.

19Dan zullen zij eindelijk beseffen

dat U de Here bent,

dat U de Allerhoogste bent op de aarde.