Песнь 83
1Дирижёру хора. Под гиттит83:1 Гиттит – см. сноску на 80:1.. Песнь потомков Кораха.
2Как прекрасно Твоё жилище,
Вечный, Повелитель Сил!
3Истомилась моя душа,
стремясь во дворы храма Вечного;
сердце моё и плоть
поют Богу живому.
4Даже воробей находит себе дом,
и ласточка – гнездо,
чтобы вывести своих птенцов,
у Твоего жертвенника,
о Вечный, Повелитель Сил,
Царь мой и Бог мой.
5Благословенны живущие в доме Твоём;
они непрестанно будут восхвалять Тебя. Пауза
6Благословен человек, сила которого в Тебе,
в чьём сердце есть желание отправиться в Иерусалим.
7Проходя долиною Плача83:7 Или: «долиною Баха».,
они открывают в ней источники,
и дождь покрывает её водоёмами83:7 Или: «благословением»..
8Они крепнут всё больше и больше,
и каждый предстаёт перед Аллахом на Сионе.
9Вечный, Бог Сил, услышь мою молитву;
внемли мне, Бог Якуба. Пауза
10Взгляни, Аллах, на царя, на щит наш83:10 Или: «Взгляни, Аллах, Щит наш».;
посмотри с благоволением на помазанника Своего.
11Один день во дворах Твоего храма
лучше тысячи вне его стен.
Лучше быть у порога дома Аллаха,
чем жить в шатрах у нечестивых.
12Потому что Вечный Бог – наше солнце и щит;
Вечный даёт благодать и славу.
Тех, кто ходит непорочно,
Он не лишает благ.
13О Вечный, Повелитель Сил,
благословен человек, надеющийся на Тебя.
1Een psalm van Asaf.
2Laat iets van U horen, o God.
Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.
3Uw tegenstanders gaan tekeer.
De mensen die U haten, krijgen de overhand.
4Zij beramen aanslagen tegen uw volk
en overleggen hoe zij uw volgelingen kunnen aanvallen.
5Zij zeggen tegen elkaar:
‘We gaan dat hele volk uitroeien.
Niemand kent dan nog het volk van Israël.’
6Zij waren het al snel eens
en hebben een verdrag gesloten
om gezamenlijk tegen U op te staan.
7De Edomieten en Ismaëlieten,
de Moabieten en de Hagarenen.
8De Gebalieten, Ammonieten en Amalekieten,
en ook de Filistijnen,
samen met de inwoners van de stad Tyrus.
9Ook Assur kwam erbij,
het helpt de nakomelingen van Lot.
10Doe met hen maar hetzelfde
als U met de Midjanieten deed
en als met Sisera.
Of zoals met Jabin bij de rivier de Kison.
11Zij werden bij Endor verslagen en gedood,
hun lijken dienden als mest voor het land.
12Dood hun leiders,
zoals U met de koningen Oreb en Zeëb hebt gedaan.
Doe met hun koningen hetzelfde als U deed
met de Midjanitische koningen Zebah en Zalmuna.
13Want zij wilden uw land in bezit nemen.
14Mijn God, laat hen zweven
als de zaadjes van een distel,
blaas hen weg
als kaf dat door de wind wordt verdreven.
15Zoals het vuur een bos verbrandt
en de vlammen de bergen roodgloeiend maken,
16achtervolg hen zo met uw storm,
jaag hun schrik aan met uw wervelwind.
17Maak hen te schande,
misschien zullen zij dan ooit
nog eens naar U zoeken, Here.
18Laten zij zich schamen
en door schrik overmand worden,
laat hen door de grond gaan van berouw.
19Dan zullen zij eindelijk beseffen
dat U de Here bent,
dat U de Allerhoogste bent op de aarde.