Молодые женщины:
1– Куда же ушёл возлюбленный твой,
прекраснейшая из женщин?
В какую сторону отправился он?
Мы поищем его с тобой.
Она:
2– Возлюбленный мой спустился в свой сад,
на грядки, где растут пряности,
чтобы пастись6:2 Или: «пасти своё стадо». в садах
и собирать лилии.
3Я принадлежу моему возлюбленному,
а мой возлюбленный – мне.
Среди лилий пасётся он6:3 Или: «пасёт он стадо своё»..
Он:
4– Милая моя, ты прекрасна, как Тирца6:4 Тирца – город, который в древности славился своей красотой. Этот город был столицей при четырёх царях Северного, Исраильского государства, пока не была построена Самария.,
красива, как Иерусалим,
величественна, как войска со знамёнами.
5Отведи свои глаза от меня,
потому что они волнуют меня.
6Твои волосы – как стадо чёрных коз,
что сходит с горы Галаад.
Зубы твои белы, как стадо выстриженных овец,
выходящих из купальни.
У каждого есть свой близнец,
никто из них не одинок.
7Щёки твои за вуалью – румяны,
как половинки граната.
8Хотя и есть шестьдесят цариц
и восемьдесят наложниц,
и девушек без числа,
9но для меня существует только одна –
голубка моя, чистая моя,
особенная6:9 Или: «единственная». дочь у матери своей,
любимица той, что её родила.
Увидели её девушки и назвали благословенной,
восхвалили её даже царицы и наложницы.
Молодые женщины:
10– Кто эта, что появляется как заря,
прекрасная, как луна, яркая, как солнце,
величественная, как войска со знамёнами?
Она:
11– Я спустилась в ореховую рощу
взглянуть на зелень долины,
посмотреть, распустилась ли виноградная лоза
и расцвели ли гранатовые деревья?
12Ещё до того, как я осознала это,
я оказалась среди колесниц знати моего народа.
1Allermooiste onder de vrouwen, waar is uw liefste dan heengegaan? Weet u niet waar hij naartoe is? Wij willen best samen met u gaan zoeken.
2Mijn liefste is naar zijn tuin gegaan, hij geniet van de geurende kruiden en plukt er lelies voor zijn plezier.
3Ik ben van mijn liefste en mijn liefste behoort mij toe. Hij houdt ervan tussen de lelies te wandelen.
4Mijn allerliefste, wat ben je mooi. Je lijkt op de stad Tirza en bent bekoorlijk als Jeruzalem zelf. Er gaat kracht en sterkte van je uit.
5Kijk niet zo naar mij, je ogen brengen mij in verwarring. Je haar lijkt op een deinende kudde geiten die neerdaalt langs de hellingen van de Gilead.
6Je tanden zijn zo prachtig glanzend en wit, stralend en regelmatig lachen ze mij tegemoet.
7Door je sluier heen kan ik je slapen zien aan weerszijden van je voorhoofd. Ze zijn zo fraai.
8Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijvrouwen. Bovendien zijn er talloze jonge meisjes aan het hof.
9Maar mijn allerliefste is uniek. Zij is volmaakt en prachtig om te zien. Zij is haar moeders enige dochter. Die is dan ook heel gelukkig met haar. Jonge meisjes benijden haar, koninginnen en bijvrouwen spreken vriendelijk en waarderend over haar.
10‘Wie is zij toch?’ vragen zij zich af. ‘Zij heeft de schoonheid van een nieuwe morgen, de zuiverheid van de lichtende maan en straalt als het zonlicht zelf. Er gaat kracht en sterkte van haar uit.’
11Ik ging naar de notengaard en keek uit over de bloesems in het dal, ik keek of de druivenstruik al uitliep en of de granaatappelbomen groeiden.
12Ik ben helemaal van slag, op een wagen van de koning werd ik meegenomen.
13Dans, meisje uit Sulem! Dans heen en weer, zodat wij u goed kunnen bekijken!
Waarom wilt u naar dat meisje uit Sulem kijken alsof zij een parade loopt?
