Малахия 3 – CARS & HTB

Священное Писание

Малахия 3:1-18

1– Вот посылаю Я вестника Моего, чтобы он приготовил путь предо Мной, и внезапно придёт в Свой храм Владыка, Которого вы ищете, и Вестник Соглашения, Которого вы желаете. Вот Он идёт, – говорит Вечный, Повелитель Сил3:1 Эти слова являются пророчеством об Исе Масихе. По мнению многих толкователей, первый вестник, о котором здесь идёт речь, – это пророк Яхия (см. Мат. 3; 11:7-15; Лк. 7:24-28)..

2Но кто выдержит день Его прихода? Кто устоит, когда Он явится? Он будет как расплавляющий огонь и как очищающий щёлок. 3Он сядет, подобно плавильщику, очищающему серебро, очистит левитов и переплавит их, как золото и серебро. Тогда у Вечного будут люди, которые станут приносить дары в праведности, 4и дары Иудеи с Иерусалимом станут угодны Вечному, как в прежние дни, как в минувшие годы.

5– Я приду к вам для суда. Я не замедлю принести свидетельство против чародеев, нарушителей супружеской верности и клятвопреступников, против тех, кто не платит работникам, кто притесняет вдов и сирот, лишает чужеземцев правосудия и не боится Меня, – говорит Вечный, Повелитель Сил.

Крадущие у Всевышнего

6– Я, Вечный, не изменяюсь. Поэтому и вы, потомки Якуба, не исчезли. 7Со времён ваших предков вы отворачивались от Моих установлений и не соблюдали их. Вернитесь ко Мне, и Я вернусь к вам, – говорит Вечный, Повелитель Сил. – Но вы говорите: «Как нам вернуться?»

8Станет ли человек обкрадывать Всевышнего? А вы обкрадываете Меня. Вы говорите: «Как мы обкрадываем Тебя?» Десятинами и приношениями3:8 По Закону Всевышнему принадлежала десятая часть от всех доходов исраильтян. Десятины шли на поддержку левитов и на расходы по содержанию храма (см. Лев. 27:30-33; Чис. 18:21-23; Втор. 14:22-29). См. также таблицу «Жертвоприношения в Исраиле».. 9Прокляты вы – весь ваш народ – за то, что обкрадываете Меня. 10Принесите десятину в хранилища целиком, чтобы в Моём доме была пища. Испытайте Меня в этом, – говорит Вечный, Повелитель Сил, – и посмотрите, не отворю ли Я вам окон неба и не изолью ли благословения на вас так щедро, что у вас не хватит места их вместить? 11Я не дам вредителям пожирать ваш урожай, и с виноградных лоз на ваших полях не опадут плоды, – говорит Вечный, Повелитель Сил. – 12Тогда все народы назовут вас счастливыми, потому что ваша земля будет прекрасной, – говорит Вечный, Повелитель Сил.

Награда праведным

13– Вы произносили жестокие слова против Меня, – говорит Вечный. – Но вы говорите: «Что мы сказали против Тебя?» 14Вы говорили: «Служение Вечному тщетно. Что мы выгадали, исполняя Его уставы и ходя со скорбными лицами перед Вечным, Повелителем Сил? 15Теперь мы считаем счастливыми гордецов. Злодеи не только преуспевают, но и остаются невредимыми, даже когда бросают вызов Всевышнему».

16В то время боящиеся Вечного говорили друг с другом. Вечный внимал и слушал, и записывалась перед Ним памятная книга о тех, кто боится Вечного и чтит Его имя.

17– Они будут Моими, – говорит Вечный, Повелитель Сил, – Моим драгоценным достоянием в тот день, когда Я буду действовать. Я пощажу их, как отец щадит сына, который ему служит. 18Тогда вы снова увидите разницу между праведником и злодеем, между тем, кто служит Всевышнему, и тем, кто Ему не служит.

Het Boek

Maleachi 3:1-18

De trotse houding van Gods volk

1‘Luister, Ik stuur mijn boodschapper voor Mij uit om voor Mij een weg te banen. En onverwacht zal de Here naar wie wordt uitgezien, naar zijn tempel komen. Hij is de boodschapper van Gods beloften, die de grote vreugde zal bezorgen die zo lang werd verwacht. Ja, Hij komt beslist,’ zegt de Here van de hemelse legers.

2‘Maar wie kan in leven blijven wanneer Hij verschijnt? Wie kan zijn komst verdragen? Want Hij is als vuur dat metaal zuivert, als loog van een wolwasser! 3Als de zilversmelter zal Hij zitten en van dichtbij toekijken hoe het schuim verbrandt. Hij zal de Levieten reinigen en hen zuiveren als goud en zilver, zodat zij hun werk voor de Here zullen doen met een rein hart. 4Dan zal de Here weer genoegen scheppen in de offers die de mensen uit Juda en Jeruzalem brengen, zoals vroeger. 5In die tijd zal Ik vlot en doeltreffend vonnissen. Ik zal optreden als een snelle aanklager van de tovenaars, de echtbrekers, de meinedigen, ook tegen hem die de dagloner zijn loon onthoudt en tegen hen die weduwen en wezen onderdrukken, buitenlanders opzijdringen en geen eerbied voor Mij hebben,’ zegt de Here van de hemelse legers.

6‘Want Ik, de Here, ben niet veranderd. En daarom bent u nog niet tot de laatste man uitgeroeid, want Ik blijf altijd genade bewijzen. 7Hoewel mijn geboden al eeuwen lang door u zijn overtreden, mag u toch nog bij Mij terugkomen,’ zegt de Here van de hemelse legers. ‘Kom en Ik zal u vergeven. Maar u zegt: “Wij hebben U in geen enkel opzicht ooit verlaten!”

8O nee? Mag een mens God beroven? Beslist niet! En toch hebt u Mij beroofd. “Wanneer hebben wij U beroofd?” vraagt u dan. U hebt Mij beroofd van de tienden en de gaven die voor Mij waren bestemd. 9Daarom wordt u getroffen door een vreselijke vervloeking van God, want uw hele volk heeft Mij beroofd. 10Breng het hele tiende deel naar de voorraadkamer, zodat er voldoende voedsel zal zijn in mijn tempel. Probeer het toch eens,’ moedigt de Here van de hemelse legers aan, ‘dan zult u zien dat Ik de vensters van de hemel zal openen en een stroom van zegen over u zal uitstorten. 11U zult overvloedige oogsten krijgen, want Ik zal uw gewassen beschermen tegen insecten en ziekten. Aan de wijnstok zullen volle druiventrossen hangen. 12En alle volken zullen u gelukkig prijzen, omdat u zult wonen in een heerlijk land,’ belooft de Here van de hemelse legers.

13‘U hebt een trotse, arrogante houding tegen Mij aangenomen,’ zegt de Here. ‘Hoe bedoelt U?’ vraagt u. ‘Wat hebben wij verkeerd gezegd?’ 14‘U zegt: “Het is dwaas God te dienen. Wat hebben wij eraan als wij zijn geboden gehoorzamen en voor de Here van de hemelse legers treuren over onze zonden? 15Van nu aan zeggen wij wat ons betreft: je kunt maar beter overmoedig zijn. Want wie goddeloos leven, gaat het voor de wind en wie God verzoeken, komen er goed vanaf.” ’

16Zij die eerbied voor de Here hebben en Hem liefhebben, zeggen tegen elkaar: ‘Toch bemerkte de Here het en hoorde het. En Hij heeft een gedenkboek, waarin de namen worden opgeschreven van de mensen die eerbied voor zijn naam hebben en aan Hem denken.’ 17‘Zij zullen van Mij zijn,’ antwoordt de Here van de hemelse legers, ‘op de dag waarvoor Ik voorbereidingen zal treffen. En Ik zal hen sparen zoals iemand zijn gehoorzame, plichtsgetrouwe zoon spaart. 18Dan zult u het verschil zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze, tussen degene die God dient en hij die dat niet doet.’