Salmernes Bog 51 – BPH & HTB

Bibelen på hverdagsdansk

Salmernes Bog 51:1-21

Bøn om tilgivelse

1-2Til korlederen: En sang af David, efter at profeten Natan havde konfronteret ham med hans affære med Batsheba.

3Vær mig nådig, oh, Gud, og tilgiv mig,

for du er barmhjertig og trofast.

4Forbarm dig over mig og tilgiv min synd,

så jeg kan begynde på en frisk.

5Jeg ved, at jeg har handlet forkert,

min synd plager mig dag og nat.

6Det er først og fremmest dig, jeg har syndet imod,

det er dine bud, jeg har overtrådt.

Du anklager mig med rette,

din dom er retfærdig.

7Jeg har været en synder fra fødslen af,

været skyldig, siden jeg blev undfanget.

8Du ønsker at se et oprigtigt hjerte,

du længes efter at lære mig visdom.

9Stænk vand på mig og rens mig fra min skyld,

så jeg bliver ren som nyfalden sne.

10Jeg føler mig knust på grund af din straf,

men jeg ser frem til at blive glad igen.

11Bliv ikke ved at stirre på min synd,

men tilgiv mig og udslet min skyld.

12Giv mig et rent hjerte, oh, Gud,

og skab en ny ånd i mit indre.

13Skub mig ikke væk fra din nærhed,

tag ikke din Helligånd51,13 Eller: din hellige ånd fra mig.

14Lad mig igen glædes over din frelse,

og giv mig et lydigt hjerte.

15Så vil jeg lære syndere dine bud,

så de omvender sig til dig.

16Lad mig ikke dø, selv om jeg er skyldig i drab,

men frels mig, så jeg kan synge om din tilgivelse.

17Giv mig noget godt at fortælle om,

så jeg kan lovprise dig og give dig ære.

18Du er ikke interesseret i slagtofre,

mine brændofre formilder dig ikke.

19Det offer, du ønsker, er en ydmyg ånd,

du længes efter at se et angrende hjerte.

20Se også i nåde til Zion.

Genopbyg Jerusalems mure.

21Derefter kan du glæde dig over vore ofre,

både brændofre og helofre.

Vi vil ofre vore tyre på dit alter.

Het Boek

Psalmen 51:1-21

1-2 Een psalm van David voor de koordirigent. Deze psalm schreef David nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen om hem te wijzen op zijn zonde met Bathséba.

3Geef mij genade, o God,

hoewel ik dat niet heb verdiend.

Laat toch blijken hoe groot

uw liefde en goedheid is.

Wilt U door uw vergevende mildheid

mijn zonden wegdoen?

4Reinig mij toch van deze zonde,

die een smet op mij werpt.

5Ik weet dat ik heb gezondigd,

steeds opnieuw gaan mijn gedachten

terug naar deze daad,

waarmee ik van uw pad afweek.

6Mijn God, ik heb tegen U gezondigd

en uw gebod overtreden.

Uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig,

uw oordelen zijn altijd zuiver.

7Ik weet dat ik vanaf mijn geboorte

al een zondaar ben, ja zelfs

vanaf het moment van mijn bevruchting.

8En U wilt dat uw waarheid

wordt nagevolgd, tot diep in mijn hart.

U geeft mij uw wijsheid, tot diep in mijn hart.

9Wilt U met hysop

de zonde van mij afwassen,

dan zal ik helemaal schoon zijn.

Als U mij wast, ben ik witter dan sneeuw.

10Wilt U mij weer blijdschap

en echte vreugde geven?

Mijn lichaam en mijn ziel

zijn terneergeslagen,

maar U kunt mij weer oprichten

en U laten prijzen.

11Let niet op mijn zonden

en vernietig al mijn misstappen.

12Geeft U mij een zuiver hart, mijn God,

en een nieuwe geest

die mij innerlijk standvastig maakt.

13Stuur mij niet van u weg

en laat uw Heilige Geest niet van mij wijken.

14Ik wil zo graag opnieuw

de blijdschap over uw redding ervaren.

Ik wil U volgen

en mijn gehoorzaamheid aan U

zal mij kracht geven.

15Dan zal ik ook aan andere zondaars

laten zien wat uw wil is,

zodat zij zich bekeren

en U ook zullen volgen.

16Bevrijd mij van de schuld

die ik op mij heb geladen, o God.

U bent de God van mijn heil.

Ik wil over uw rechtvaardigheid juichen.

17Here, stel mij in staat

U openlijk lof en eer te geven.

18Want ik weet dat U er geen prijs op stelt

dat ik U nu brandoffers zou brengen,

daar gaat het U niet om.

19Het werkelijke offer waarop U wacht,

is een aan U overgegeven geest

van iemand die weet

dat hij niet zonder U kan.

En een hart dat geheel en al weet

dat U de enige bent die helpen kan.

Zulke mensen stuurt U nooit weg, mijn God.

20Wilt U Jeruzalem zegenen

en haar muren herbouwen?

21Dan zullen de offers

die volgens de wet worden gebracht,

U genoegen doen.

Dan zullen grote brandoffers

aan U gebracht worden,

hele stieren worden op uw altaar gebracht.