Salmernes Bog 107 – BPH & HTB

Bibelen på hverdagsdansk

Salmernes Bog 107:1-43

Herrens trofasthed mod sit folk

1Tak Herren, for han er god.

Hans trofasthed varer til evig tid.

2Det er, hvad Herrens folk bør sige,

dem, han befriede fra fjendens magt

3og bragte tilbage fra fjerne lande,

fra øst og vest og syd og nord.

4De måtte vandre længe gennem øde egne,

de ledte efter et sted at bo.

5De var udmattede af sult og tørst

og nær ved at give op.

6Men i deres nød råbte de til Herren,

og han reddede dem ud af problemerne.

7Han førte dem ad den rigtige vej

til en by, hvor de kunne bosætte sig.

8De bør takke Herren for hans trofasthed,

for de undere, han gør for menneskene.

9Han slukkede de udmattedes tørst,

og han mættede de sultne med gode gaver.

10De sad i et trøstesløst mørke

og led under deres fangenskab,

11fordi de havde gjort oprør mod Gud,

ringeagtet den Højestes bud.

12Han nedbrød deres stolthed gennem lidelser,

når de segnede, hjalp ingen dem op.

13Men i deres nød råbte de til Herren,

og han reddede dem ud af problemerne.

14Han førte dem ud af mørket

og rev deres lænker i stykker.

15De bør takke Herren for hans trofasthed,

for de undere, han gør for menneskene.

16Han sprængte porte af bronze

og huggede gennem slåer af jern.

17De blev mishandlet og betragtet som tåber

på grund af deres synd og oprør mod Gud.

18De mistede appetitten og fik kvalme af maden,

de var døden nær af sult.

19Men i deres nød råbte de til Herren,

og han reddede dem ud af problemerne.

20Han sagde blot et ord, og de blev reddet,

han rev dem ud af dødens gab.

21De bør takke Herren for hans trofasthed,

for de undere han gør for menneskene.

22Lad dem bringe ham ofre i taknemmelighed,

synge med glæde om hans vældige gerninger.

23Nogle stod til søs med deres skibe,

drev handel på det store hav.

24Også de fik Herrens gerninger at se,

de undere han udførte på havet.

25Han befalede stormvejret at bryde løs,

bølgerne rejste sig som bjerge.

26De steg mod himlen, sank atter ned i dybet.

Sømændene var ved at give op over for orkanen.

27De ravede rundt som fulde folk,

de kunne intet stille op.

28Men i deres nød råbte de til Herren,

og han reddede dem ud af problemerne.

29Stormen blev stille som en hvisken,

havets bølger faldt hurtigt til ro.

30Da fyldtes de af fred, åndede lettet op,

og han førte dem til deres rejses mål.

31De bør takke Herren for hans trofasthed,

for de undere, han gør for menneskene,

32ophøje ham offentligt i folkets forsamling

og for landets ledende råd.

33Han forvandlede floder til ødemark,

gjorde kildevand til ørkensand.

34Frugtbart land blev til saltsletter

på grund af beboernes ondskab.

35Men derefter gjorde han ørkenen til oase

og ødemarken til frugtbart land,

36så hans sultende folk kunne slå sig ned

og bygge byer, hvor de kunne bo,

37tilså deres marker, plante vingårde

og bringe en bugnende høst i hus.

38Han velsignede dem, de blev mange,

og der var ingen mangel på kvæg.

39Det oprørske folk blev ydmyget gennem sorg og ulykker,

mange døde, så de blev færre og færre.

40Gud måtte straffe de stolte, religiøse ledere,

lade dem flakke om i øde egne.

41Men de, der søgte hjælp hos Herren,

blev reddet ud af deres ulykke.

Han tog sig af dem,

så de trivedes og havde fremgang.

42De retskafne glæder sig over at se det,

men de onde holder skamfuldt deres mund.

43De vise vil lægge mærke til det

og anerkende Herrens trofasthed.

Het Boek

Psalmen 107:1-43

1Prijs de Here!

Hij is een goede God.

Want zijn goedheid en liefde

blijven eeuwig bestaan.

2Laat ieder die door de Here is bevrijd,

dit blijven zeggen.

Hij heeft hen immers bevrijd

uit de macht van de vijand?

3Hij heeft hen teruggehaald

uit alle verre landen,

uit oost en west, uit noord en zuid.

4Er waren mensen

die ronddwaalden in de woestijn,

op eenzame plaatsen.

Zij hadden geen plek om te wonen.

5Door honger en dorst waren zij

aan het eind van hun krachten.

6Toen riepen zij in hun ellende tot de Here

en Hij redde hen uit al hun angst.

7Hij liet hen lopen

op een goed begaanbare weg

die leidde naar een stad

waar ook voor hen een huis was.

8Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen

en Hem ook eren om alle wonderen

die Hij voor de mensen heeft gedaan.

9Maar ook omdat Hij

de dorstige mensen te drinken heeft gegeven

en de hongerigen heeft voorzien van voedsel.

10Er waren ook mensen

die in de duisternis moesten leven.

Zij zaten, lichamelijk of geestelijk, vastgebonden.

11Dat kwam doordat zij

niet wilden luisteren naar wat God zei.

Zij wisten het zelf beter!

Zij sloegen de raadgevingen van God,

de Allerhoogste, in de wind.

12Daarom had Hij hen in de moeilijkheden gebracht.

Toen zij vielen,

was er niemand die hen hielp.

13Toen riepen zij in hun ellende tot de Here

en Hij redde hen uit al hun angst.

14Hij leidde hen uit die diepe duisternis

waarin zij leefden,

en verbrak alles

waarmee zij zaten vastgebonden.

15Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen

en Hem ook eren om alle wonderen

die Hij voor de mensen heeft gedaan.

16Maar ook omdat Hij

de koperen deuren heeft opengebroken

en de metalen sloten ervan heeft vernietigd.

17Ook waren er mensen

die dwaas handelden.

Wegens hun zondige leven en hun oneerlijkheid

werden zij gemarteld.

18Zij walgden bij het zien van eten

en stonden al met één been in het graf.

19Toen riepen zij in hun ellende tot de Here

en Hij redde hen uit al hun angst.

20Hij kwam en sprak met hen,

Hij maakte hen beter

en rukte hen weg voor de kaken van de dood.

21Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen

en Hem ook eren om alle wonderen

die Hij voor de mensen heeft gedaan.

22Maar laten zij Hem ook lofoffers brengen

en juichend over zijn werk vertellen.

23Er waren ook mensen

die met hun schepen alle zeeën bevoeren

en overal handel dreven.

24Zij zagen het machtige scheppingswerk van de Here

en wat Hij in de zeeën had gemaakt.

25Soms, als Hij sprak,

stak er een storm op die de golven hoog opzweepte.

26Dan gingen zij met schip en al

omhoog met de golven

en even later weer diep naar beneden,

zij waren dan doodsbang.

27Zij vielen om en liepen als dronkemannen.

Er bleef van al hun fiere stoerheid niets meer over.

28Toen riepen zij in hun ellende tot de Here

en Hij redde hen uit al hun angst.

29Hij zwakte de storm af

tot een zacht ruisende wind

en de golven kalmeerden.

30Zij waren blij omdat alles weer tot rust kwam.

God Zelf bracht hen veilig naar de haven van bestemming.

31Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzen

en Hem ook eren om alle wonderen

die Hij voor de mensen heeft gedaan.

32Maar laten zij Hem ook prijzen

tegenover de leiders van het volk

en Hem de eer geven wanneer zij later alles vertellen.

33Hij bepaalt of een waterrijk gebied

een woestijn wordt

en bronnen opdrogen

en tot droog land worden.

34Of dat vruchtbaar land

zoute grond wordt,

omdat de bewoners slecht zijn.

35Maar Hij maakt ook woestijnen

tot vruchtbare streken

en in droge, gebarsten grond

laat Hij bronnen ontspringen.

36Daar laat Hij hongerige mensen wonen

en zij bouwen daar een stad.

37Zij zaaien akkers in

en leggen wijngaarden aan.

De opbrengst dient als voedsel.

38God zegent hen

en laat hen uitgroeien tot een groot volk.

Ook het vee neemt aanzienlijk toe.

39Maar als er rampen en slechte tijden komen,

wordt dat volk weer kleiner en verdwijnt.

40Er komt schande over de machthebbers,

zij dwalen rond zonder doel.

41God beschermt echter de armen,

Hij behoedt hen voor verdrukking

en breidt hun families uit.

42De oprechte mensen zijn blij als zij dit zien.

Oneerlijkheid trekt toch altijd aan het kortste eind.

43Wie denkt dat hij wijs is,

moet goed op deze dingen letten,

en vooral nooit de goedheid en zegeningen van de Here

over het hoofd zien.