2 Chroniques 7 – BDS & HTB

La Bible du Semeur

2 Chroniques 7:1-22

La gloire de l’Eternel remplit le Temple

(1 R 8.62-66)

1Lorsque Salomon eut terminé sa prière, le feu tomba du ciel et consuma l’holocauste ainsi que les sacrifices, et la gloire de l’Eternel remplit le Temple7.1 Voir Lv 9.23-24.. 2Les prêtres ne pouvaient pénétrer dans le temple de l’Eternel, car la gloire de l’Eternel avait rempli l’édifice. 3Tous les Israélites virent descendre le feu et la gloire de l’Eternel sur le Temple ; ils s’inclinèrent le visage contre terre sur le dallage du parvis, se prosternèrent et se mirent à louer l’Eternel en disant : « Oui il est bon, oui son amour est éternel ! »

4Le roi et tout le peuple offrirent des sacrifices devant l’Eternel. 5Le roi Salomon offrit en sacrifice 22 000 bœufs et 120 000 moutons. C’est de cette manière que le roi et tout le peuple inaugurèrent le temple de Dieu. 6Les prêtres se tenaient à leur poste, les lévites prirent position avec les instruments de musique de l’Eternel que le roi David avait conçus pour louer l’Eternel en chantant : « Oui, son amour dure à toujours » ; c’est David qui les avait chargés de jouer de ces instruments pour louer l’Eternel. Quant aux prêtres, ils faisaient retentir les trompettes vis-à-vis d’eux et tout Israël se tenait debout.

7Salomon consacra l’intérieur de la cour qui s’étend devant le temple de l’Eternel pour y offrir les holocaustes et les graisses des sacrifices de communion, car l’autel de bronze que Salomon avait fait fabriquer ne pouvait recevoir tous les holocaustes, les offrandes et les graisses. 8Salomon et tout Israël célébrèrent la fête7.8 Il s’agit de la fête des Cabanes (voir 5.3). pendant sept jours. Un très grand nombre de gens étaient venus depuis la région de Hamath jusqu’au torrent d’Egypte7.8 C’est-à-dire de l’extrême nord à l’extrême sud du pays. Le torrent d’Egypte est sans doute le Wadi el-Arish qui a son embouchure à quelque 80 kilomètres au sud de Gaza.. 9Le huitième jour eut lieu une réunion cultuelle. Ainsi, on avait fait la dédicace de l’autel pendant sept jours, et l’on avait célébré la fête durant sept autres jours7.9 La fête de la Dédicace avait duré du 8e au 14e jour du mois, la fête des Cabanes du 15e au 22e jour.. 10Le vingt-troisième jour du septième mois, Salomon renvoya le peuple chacun chez soi. Tous étaient joyeux et avaient le cœur content à cause des bienfaits que l’Eternel avait accordés à David, à Salomon et à Israël, son peuple.

La réponse de l’Eternel à Salomon

(1 R 9.1-9)

11Salomon acheva ainsi le temple de l’Eternel et le palais royal. Il réussit à réaliser tout ce qu’il s’était proposé de faire pour ces deux édifices. 12Alors l’Eternel apparut à Salomon pendant la nuit et lui dit : J’ai exaucé ta prière et je choisis cet endroit comme lieu de sacrifices pour moi. 13Lorsque je fermerai le ciel et qu’il n’y aura pas de pluie, lorsque j’ordonnerai aux sauterelles de ravager le pays ou que j’enverrai la peste contre mon peuple, 14si alors mon peuple qui est appelé de mon nom s’humilie, prie et recherche ma grâce, s’il se détourne de sa mauvaise conduite, moi, je l’écouterai du ciel, je lui pardonnerai ses péchés et je guérirai son pays. 15Désormais, j’écouterai attentivement et je considérerai favorablement la prière faite en ce lieu. 16A présent, je choisis cet édifice et j’en fais un lieu saint pour y être à jamais présent. Je veillerai toujours sur lui et j’y aurai mon cœur. 17Quant à toi, si tu te conduis devant moi comme ton père David, si tu fais tout ce que je t’ai ordonné et si tu obéis aux ordonnances et aux lois que je t’ai données, 18je rendrai stable pour toujours ton trône royal selon l’alliance que j’ai conclue avec ton père David lorsque je lui ai dit : « Il y aura toujours l’un de tes descendants qui gouvernera Israël7.18 Voir 1 R 2.4.. » 19Mais si vous vous détournez, si vous négligez mes ordonnances et mes lois que j’ai établies pour vous, et si vous allez rendre un culte à d’autres dieux et vous prosterner devant eux, 20alors je vous arracherai de mon pays que je vous ai donné, je rejetterai loin de ma vue ce temple que j’ai consacré pour y être présent, et je ferai en sorte que tous les peuples s’en moquent et ricanent à son sujet. 21Et ce temple qui aura été si glorieux, tous ceux qui passeront à proximité seront consternés et s’exclameront : « Pourquoi l’Eternel a-t-il traité ainsi ce pays et ce temple7.21 Voir 2 Ch 36.19. ? » 22Et l’on répondra : « C’est parce qu’ils ont abandonné l’Eternel, le Dieu de leurs ancêtres, qui les avait fait sortir d’Egypte, parce qu’ils se sont attachés à d’autres dieux, qu’ils se sont prosternés devant eux et les ont adorés. Voilà pourquoi il leur a infligé tout ce malheur. »

Het Boek

2 Kronieken 7:1-22

De Heerlijkheid van de Here vult de tempel

1-2 Nadat Salomo zijn gebed had beëindigd, flitste vuur vanuit de hemel naar beneden dat de offers verteerde. En de Heerlijkheid van de Here vulde de tempel, zodat de priesters niet naar binnen konden. 3Alle mensen hadden het zien gebeuren en knielden met gebogen hoofd om de Here te aanbidden en te danken. Zij riepen uit: ‘Hij is goed en zijn goedheid en liefde duren tot in eeuwigheid!’

4-5 Daarna wijdden de koning en zijn onderdanen de tempel in door brandoffers aan de Here te offeren. Koning Salomoʼs bijdrage daaraan bedroeg tweeëntwintigduizend ossen en honderdtwintigduizend schapen. 6De priesters stonden op hun normale posten en de Levieten speelden een lied om de Here te danken voor zijn eeuwigdurende goedheid. Daarvoor gebruikten zij de muziekinstrumenten die koning David zelf had gemaakt en had gebruikt om de Here te loven. Toen de priesters op de trompetten bliezen, bleef iedereen staan. 7Salomo heiligde de binnenhof van de tempel, zodat deze die dag kon worden gebruikt als offerplaats, want het koperen altaar kon de vele offers niet verwerken. 8De zeven dagen die volgden, werden gebruikt voor de viering van het loofhuttenfeest. Vanuit heel Israël kwamen grote groepen mensen en onder hen waren er zelfs uit Hamath in het uiterste noorden en uit de buurt van de grens met Egypte in het uiterste zuiden. 9Zeven dagen lang werd dit feest van de inwijding van de tempel gevierd, op de achtste dag werd een plechtige bijeenkomst gehouden en vervolgens vierden ze zeven dagen lang het loofhuttenfeest. 10Op de drieëntwintigste dag van de zevende maand stuurde Salomo de mensen terug naar huis. Iedereen was blij en opgewekt, omdat de Here zo goed was geweest voor David, Salomo en zijn volk Israël.

11Toen Salomo de bouw van de tempel en van zijn eigen paleis voltooid had en alles had gedaan wat hij zich had voorgenomen, 12verscheen de Here hem in de nacht en zei: ‘Ik heb uw gebed gehoord en deze tempel gekozen als de plaats waar u Mij uw offers mag brengen. 13Als Ik de hemel sluit zodat er geen regen valt of als Ik de sprinkhanenzwermen beveel dat zij al uw oogsten moeten opeten of als Ik de pest onder u laat uitbreken 14en mijn volk zich vernedert en bidt, Mij weer zoekt en breekt met zijn zondige praktijken, dan zal Ik vanuit de hemel luisteren, zijn zonden vergeven en het land weer gezond maken. 15-16 Ik zal aandachtig luisteren naar elk gebed dat wordt uitgesproken op deze plaats die Ik heb uitgekozen en afgezonderd als mijn eeuwige woonplaats, mijn ogen en mijn hart zullen daar voor altijd zijn. 17En wat uzelf betreft: als u Mij volgt zoals uw vader David deed, 18zal Ik ervoor zorgen dat u en uw nakomelingen voor altijd koningen van Israël blijven. 19Maar als u Mij niet volgt en de wetten die Ik u gaf, niet naleeft en afgoden aanbidt, 20zal Ik mijn volk wegjagen uit dit land dat Ik het gaf en zal deze tempel worden verwoest, ook al heb Ik hem voor mijzelf geheiligd. Ik zal er dan een afschrikwekkend voorbeeld van maken, een plaats die het onderwerp wordt van spot en kwaadsprekerij. 21Dan zal die plaats niet langer beroemd zijn. Nee, de mensen die er voorbijkomen, zullen zich vol verbazing afvragen: “Waarom heeft de Here zoiets vreselijks gedaan met dit land en deze tempel?” 22En het antwoord zal dan luiden: “Omdat de Israëlieten de Here, de God van hun voorouders de rug toekeerden—de God die hen uit het land Egypte bevrijdde—en zij in plaats van Hem andere goden vereerden. Daarom heeft Hij deze vreselijke ramp over hen gebracht.” ’