David à Jérusalem
(2 S 5.11-16 ; 1 Ch 3.5-8)
1Hiram, le roi de Tyr, envoya une délégation à David en lui faisant livrer du bois de cèdre et en lui envoyant des tailleurs de pierre et des charpentiers pour lui construire un palais. 2David reconnut alors que l’Eternel le confirmait comme roi sur Israël et qu’il donnait beaucoup d’éclat à son règne à cause d’Israël son peuple.
3Après son installation à Jérusalem, David épousa encore d’autres femmes, et il eut des fils et des filles. 4Voici le nom des enfants qui lui naquirent à Jérusalem : Shammoua, Shobab, Nathan, Salomon, 5Yibhar, Elishoua, Elpéleth, 6Noga, Népheg, Yaphia, 7Elishama, Beélyada et Eliphéleth.
David vainqueur des Philistins
(2 S 5.17-25)
8Lorsque les Philistins apprirent que David avait été établi roi sur tout Israël par l’onction, ils se mirent tous en campagne à sa recherche. David en fut informé et marcha à leur rencontre. 9Les Philistins arrivèrent et investirent la vallée des Rephaïm14.9 Au sud-ouest de Jérusalem.. 10David consulta Dieu et lui demanda : Dois-je attaquer les Philistins ? Me donneras-tu la victoire sur eux ?
L’Eternel lui répondit : Attaque-les ! et je te donnerai la victoire sur eux.
11Les Philistins s’avancèrent jusqu’à Baal-Peratsim et David les battit là. Puis il déclara : Dieu a fait une brèche, par ma main, dans le rang de mes ennemis, comme les eaux rompent une digue.
C’est pourquoi on a donné à ce lieu le nom de Baal-Peratsim (le Maître des brèches). 12Les Philistins abandonnèrent leurs divinités sur place et David donna l’ordre de les brûler.
13Les Philistins envahirent de nouveau la vallée. 14David consulta encore Dieu, qui lui répondit : Ne les suis pas ! Contourne-les à bonne distance, puis reviens sur eux en face de la forêt des mûriers14.14 1 Ch 14.14 semble dire le contraire de 2 S 5.23. Cela est dû au déplacement du terme signifiant « derrière eux » dans l’un des deux textes.. 15Quand tu entendras un bruissement de pas dans les cimes des mûriers, alors lance-toi à l’attaque, car je me serai mis en campagne devant toi pour battre l’armée des Philistins.
16David fit ce que Dieu lui avait ordonné, et ses troupes battirent l’armée des Philistins en les poursuivant de Gabaon14.16 A quelque 10 kilomètres au nord-ouest de Jérusalem. jusqu’à Guézer14.16 A quelque 30 kilomètres au nord-ouest de Jérusalem.. 17Dès lors la renommée de David se répandit dans tous les pays, et l’Eternel le fit redouter par tous les autres peuples.
David overwint de Filistijnen
1Koning Hiram van Tyrus stuurde metselaars en timmerlui om te helpen bij de bouw van Davids paleis. Verder zorgde hij voor grote hoeveelheden cederhout. 2David besefte nu waarom de Here hem koning had gemaakt en waarom Hij het koninkrijk zo groot had gemaakt: om Gods volk tot een zegen te zijn.
3Na zijn verhuizing naar Jeruzalem trouwde David nog enkele vrouwen en werd vader van vele zonen en dochters. 4-7Dit zijn de namen van de kinderen die hij in Jeruzalem kreeg: Sammua, Sobab, Nathan, Salomo, Jibhar, Elisua, Elpelet, Nogah, Nefeg, Jafia, Elisama, Beëljada en Elifelet.
8Toen de Filistijnen hoorden dat David koning van Israël was geworden, brachten zij hun leger op de been om hem in handen te krijgen. Maar hun opmars verliep niet onopgemerkt en ook David bracht zijn leger op de been. 9De Filistijnen verspreidden zich over het dal van Refaïm 10en David vroeg de Here: ‘Moet ik erop afgaan en de strijd met hen aanbinden? Zult U mij de overwinning geven?’ En de Here antwoordde: ‘Ja, dat zal Ik doen.’ 11David viel hen bij Baäl-Perazim aan en versloeg hen vernietigend. Hij riep uit: ‘God heeft mij gebruikt om mijn vijanden weg te jagen, zoals het water doet dat door een dam breekt.’ Daarom staat die plaats sinds die tijd bekend als Baäl-Perazim (‘Plaats van de doorbraak’). 12Na de slag maakten de Israëlieten veel afgodsbeelden buit die de Filistijnen hadden achtergelaten. David gaf echter bevel dat zij moesten worden verbrand.
13Enige tijd later vielen de Filistijnen opnieuw het dal binnen 14en opnieuw vroeg David God wat hij moest doen. De Here antwoordde: ‘Maak een omtrekkende beweging tot bij de balsemstruiken. 15Wanneer u in de toppen van die struiken een geluid hoort als van marcherende voeten, moet u aanvallen. God zal dan voor u uitgaan en de vijand vernietigen.’ 16David volgde het bevel van de Here op en versloeg het Filistijnse leger tussen Gibeon en Gezer. 17David werd al snel beroemd en de Here zorgde ervoor dat hij in alle landen een gevreesd man werd.
