Yesaia 53 – AKCB & HTB

Akuapem Twi Contemporary Bible

Yesaia 53:1-12

1Hena na wagye yɛn asɛm no adi?

na Awurade abasa no, hena so na ada adi?

2Onyin wɔ nʼanim te sɛ dua amono ketewa bi,

te sɛ ntin a efi asase wosee mu.

Onni ahoɔfɛ anaa anuonyam a ɛbɛtwetwe yɛn akɔ ne nkyɛn.

Ne tebea mu nni biribiara a ɛbɛma yɛapɛ no.

3Nnipa bɔɔ no ahohora na wɔpoo no,

Ɔwerɛhowni a onim ɔyaw.

Te sɛ obi a nnipa de wɔn anim hintaw no

wobuu no animtiaa na yɛammu no.

4Ampa ara ɔfaa yɛn mmerɛwyɛ,

na ɔsoaa yɛn awerɛhow,

nanso yebuu no sɛ Onyankopɔn na watwe nʼaso.

Yebuu no sɛ, Onyankopɔn na wabɔ no na wadwerɛw no.

5Nanso yɛn mmarato nti na wopiraa no,

yɛn amumɔyɛ nti na wɔdwerɛw no;

asotwe a ɛde asomdwoe brɛɛ yɛn no daa no so,

na nʼapirakuru mu na yenya ayaresa.

6Yɛn nyinaa ayerayera te sɛ nguan,

yɛn mu biara afa ne kwan;

na Awurade de yɛn nyinaa

amumɔyɛ ato no so.

7Wɔhyɛɛ no so, yɛɛ no ayayade,

nanso wammue nʼano;

wɔde no kɔɔ te sɛ oguamma a wɔrekokum no.

Sɛnea oguamma yɛ komm wɔ ne nwitwitwafo anim no,

saa ara na wammue nʼano.

8Wɔnam nhyɛso ne atemmu so faa no kɔe.

Na hena na obetumi aka nʼasefo ho asɛm?

Efisɛ woyii no fii asase yi so;

me nkurɔfo mmarato nti wɔtwee nʼaso.

9Wɔyɛɛ ne da wɔ abɔnefo mu,

na ne wu mu wɔde no too adefo mu

ɛwɔ mu, wanyɛ akakabensɛm biara,

na obiara ante atosɛm biara amfi nʼano.

10Nanso ɛyɛɛ Awurade pɛ sɛ ɔbɛdwerɛw no ama no ahu amane

mpo ɔde ne nkwa yɛ afɔdi afɔrebɔde,

obehu nʼasefo na ne nna bɛware,

na Awurade pɛ bɛkɔ so wɔ ne nsam.

11Ne kra amanehunu akyi,

obehu nkwa hann, na ne koma atɔ ne yam;

na ne suahu mu me somfo treneeni no bebu bebree bem,

na wasoa wɔn amumɔyɛ.

12Enti mɛma no kyɛfa wɔ atitiriw mu,

na ɔne ahoɔdenfo bɛkyɛ asade

efisɛ ɔde ne nkwa too hɔ maa owu,

na wɔkan no fraa mmaratofo.

Ɔsoaa nnipa bebree bɔne,

na odi maa mmaratofo.

Het Boek

Jesaja 53:1-12

Als een lam naar de slachtbank geleid

1Maar ach, wie gelooft wat wij vertellen? Wie zal luisteren? Aan wie heeft God zijn macht geopenbaard? 2In Gods ogen was Hij een groene scheut die groeide aan een wortel in droge en onvruchtbare grond. Maar in onze ogen had Hij niets aantrekkelijks. Niets dat maakte dat wij Hem graag wilden aanvaarden.

3Wij verafschuwden en verachtten Hem, een man van zorgen, vertrouwd met het bitterste verdriet. Wij keerden Hem de rug toe en keken de andere kant op als Hij langs kwam. Hij werd veracht en dat deed ons niets. 4Maar het was ons leed dat Hij droeg, ons lijden drukte Hem neer. Wij dachten dat Hij door God geslagen en vernederd was. 5Hij werd doorstoken en verbrijzeld ter wille van onze zonden. Hij werd zwaar gestraft zodat wij vrede konden hebben, Hij werd geslagen en daardoor werden wij genezen! 6Wij zijn het die als schapen afdwaalden! Wij verlieten Gods paden en gingen onze eigen weg. Desondanks legde God de schuld en zonden van ons allen op Hem! 7Hij werd in een hoek gedreven en mishandeld, maar zei geen woord. Hij was als een schaap dat voor de slacht weggebracht werd. Hij deed zijn mond niet open, zoals een lam stil is terwijl het geschoren wordt. 8Door een onrechtvaardig vonnis werd Hij weggenomen en geen van zijn tijdgenoten had er oog voor dat Hij werd weggerukt uit het leven. Maar wie van al die mensen realiseerde zich toen dat het hun zonden waren waarvoor Hij stierf? Dat Hij hun straf op Zich nam?

9Men had Hem als misdadiger willen begraven, maar Hij werd gelegd in het graf van een rijke, omdat Hij niets had misdaan, nooit een verkeerd woord had gezegd en in Hem geen onrecht werd gevonden. 10Maar het was de bedoeling van de Here dat Hij werd verbrijzeld en met verdriet overladen. Wanneer Hij zijn leven heeft geofferd voor de zonde, zal Hij talloze nakomelingen krijgen, vele erfgenamen. Hij zal lang leven en Gods voornemen zal bij Hem in goede handen zijn. 11En als Hij ziet wat er allemaal is bereikt door zijn lijden, zal Hij voldoening smaken. Door wat Hij heeft ondervonden, zal mijn rechtvaardige dienaar vele mensen bevrijden van schuld en rechtvaardig maken in de ogen van God, want Hij zal al hun zonden dragen. 12Daarom zal Ik Hem de eerbewijzen geven van iemand die machtig is en hoog in aanzien staat, want Hij heeft Zichzelf in de dood gegeven. Hij werd beschouwd als een misdadiger, maar droeg de zonden van velen. Hij pleitte bij God voor overtreders.